ECLI:NL:PHR:2012:BV9202
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep en de termijn van kennisgeving
In deze zaak gaat het om de geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep. De verdachte was bij verstek niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 300,-- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De advocaat van de verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij het middel zich richtte op het oordeel van het Hof dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig was uitgereikt. De kern van het geschil betreft de niet-inachtneming van de termijn van zeven dagen zoals genoemd in het Besluit kennisgeving gerechtelijke mededelingen.
De Hoge Raad overweegt dat de niet-inachtneming van deze termijn niet automatisch leidt tot nietigheid van de betekening van de dagvaarding. Er moet worden aangetoond dat de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn belangen is geschaad. In dit geval is de appeldagvaarding op de zesde dag van de termijn teruggezonden naar de afzender, waardoor de verdachte mogelijk niet tijdig op de hoogte was van de behandeling van zijn zaak. De Hoge Raad concludeert dat de verdachte voldoende heeft aangetoond dat hij door het niet in acht nemen van de termijn in zijn belangen is geschaad.
Het Hof heeft onvoldoende rekening gehouden met deze omstandigheden en zijn oordeel dat de dagvaarding rechtsgeldig was, is niet voldoende onderbouwd. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof voor herbehandeling. De zaak benadrukt het belang van de kennisgevingstermijnen in het strafrecht en de bescherming van de rechten van de verdachte.