ECLI:NL:PHR:2012:BV9205

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01495
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwezigheidsrecht en betekening van dagvaarding in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte, die in het buitenland woonachtig is, op de juiste wijze op de hoogte is gesteld van de zitting in hoger beroep. De verdachte was bij verstek veroordeeld door het Gerechtshof te Amsterdam tot een geldboete van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis, wegens overtreding van de Wegenverkeerswet. De verdediging stelt dat de dagvaarding in hoger beroep niet op de juiste wijze is betekend, omdat de verdachte niet op de hoogte was van de zitting. De griffier van de Rechtbank had de gemachtigde van de verdachte medegedeeld dat hij op de hoogte gehouden zou worden van de procedure, maar dit is niet gebeurd. De Hoge Raad oordeelt dat de griffier de gemachtigde van de verdachte niet op de hoogte heeft gesteld van de zitting, wat in strijd is met het recht op een eerlijk proces. De Hoge Raad concludeert dat de dagvaarding in hoger beroep nietig had moeten worden verklaard, omdat de verdachte niet op de hoogte was van de zitting en zijn aanwezigheidsrecht is geschonden. De zaak wordt terugverwezen naar het Hof voor een nieuwe behandeling.

Conclusie

Nr. 11/01495
Mr. Vellinga
Zitting: 7 februari 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens "overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994" bij verstek veroordeeld tot een geldboete van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis.
2. Namens verdachte heeft mr. J.J. van Vliet, advocaat te Alkmaar, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof de dagvaarding in hoger beroep nietig had dienen te verklaren, nu die dagvaarding niet op de juiste wijze aan de verdachte is betekend.
4. De aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken houden wat betreft het procesverloop in dat:
- de inleidende dagvaarding om op 21 januari 2008 te verschijnen ter terechtzitting van de Kantonrechter in de Rechtbank te Amsterdam blijkens de bij het dubbel van de inleidende dagvaarding behorende akte van uitreiking op 3 december 2007 is uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank te Amsterdam, omdat van de geadresseerde geen woon-of verblijfplaats in Nederland bekend was. Blijkens genoemde akte is op 3 december 2007 door de officier van justitie tevens een afschrift van de dagvaarding verzonden aan het adres [a-straat 1] te [plaats A];
- een GBA-overzicht van 3 december 2007 inhoudt dat van de verdachte geen GBA-adres bekend was, en hij niet gedetineerd was;
- het adres [a-straat 1] te [plaats A] het door de verdachte bij zijn eerste verhoor door de politie opgegeven postadres voor mededelingen in strafzaken betreft;
- verdachte bij bij verstek gewezen vonnis van 21 januari 2008 is veroordeeld tot een geldboete van € 300,--, subsidiair 6 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- blijkens de akte rechtsmiddel op 30 maart 2009 hoger beroep is ingesteld tegen voornoemd vonnis, welke akte als adres van de verdachte inhoudt het adres [a-straat 1] te [plaats A];
- aan genoemde akte rechtsmiddel een brief van [betrokkene 1] van ASA Legal Assist Netherlands (hierna: ASA) d.d. 25 maart 2009 - blijkens de daarop aangebrachte poststempels op 30 maart 2009 ter griffie van de Rechtbank te Amsterdam ingekomen - is gehecht, onder meer inhoudende dat "Onze cliënt, [verdachte], verzet wenst aan te tekenen tegen de beslissing.";
- de dagvaarding om op 28 juli 2009 te verschijnen ter terechtzitting van het Gerechtshof te Amsterdam blijkens de bij de dubbel van de dagvaarding behorende akten van uitreiking op 9 juni 2009 aan de griffier van de Rechtbank te Amsterdam is uitgereikt, nu van de geadresseerde geen woon-of verblijfplaats in Nederland bekend was, en op 9 juni 2009 een afschrift van de dagvaarding per aangetekende brief is verzonden aan het adres [a-straat 1] te [plaats A];
- een GBA-overzicht van 9 juni 2009 inhoudt dat van de verdachte geen GBA-adres bekend was, en dat hij niet gedetineerd was;
- verdachte blijkens het controleoverzicht VIPS bij het dagvaarden in hoger beroep, vijf dagen voor de zitting en op de dag van de zitting niet gedetineerd was;
- verdachte bij bij verstek gewezen arrest van 28 juli 2009 is veroordeeld tot een geldboete van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis;
- namens de verdachte op 15 maart 2011 cassatieberoep is ingesteld tegen voornoemd arrest.
5. Voor zover wordt geklaagd dat de dagvaarding in hoger beroep niet conform het bepaalde in art. 588 lid 1 onder 3 Sv aan de griffier van de Rechtbank te Amsterdam is betekend, mist het middel feitelijke grondslag. Zoals hiervoor onder 4 reeds is weergegeven is de dagvaarding om op 28 juli 2009 te verschijnen ter terechtzitting van het Gerechtshof te Amsterdam blijkens de bij het dubbel van de dagvaarding behorende akte van uitreiking op 9 juni 2009 aan de griffier van de Rechtbank te Amsterdam uitgereikt, nu van de geadresseerde geen woon-of verblijfplaats in Nederland bekend was (art. 588 lid 1 onder b sub 3 Sv). Betekening van de dagvaarding aan de griffier is overigens in een geval als het onderhavige, waarin het adres van de verdachte in het buitenland bekend is, niet vereist; zie art. 588 lid 2 Sv.(1)
6. Voor zover wordt aangevoerd dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van een bericht van een buitenlandse autoriteit of instantie over de uitreiking aan verdachte van de dagvaarding, en het dossier evenmin een afzonderlijk opgemaakte akte met betrekking tot die uitreiking inhoudt, wordt eraan voorbij gezien dat het afschrift van de dagvaarding door de Advocaat-Generaal rechtstreeks - via aangetekend schrijven - is verzonden aan het bekende adres van de verdachte in het buitenland ([a-straat 1] te [plaats A], en er bij de toezending - in het kader van een rechtshulpverzoek - geen inschakeling heeft plaatsgevonden en behoeven plaats te vinden(2) van de bevoegde buitenlandse autoriteiten c.q. instanties.
7. Voorts wordt in de toelichting op het middel aangevoerd dat de verdacht een eerlijk proces is onthouden omdat aan zijn gemachtigde is medegedeeld dat deze van de procedure op de hoogte zou worden gehouden doch dat niet is geschied. Kennelijk wordt daarmee beoogd te betogen dat dusdoende verdachtes aanwezigheidsrecht is geschonden.
8. Nadat verdachtes gemachtigde Asa Legal Assist zich bij brief van 25 maart 2009 tot de Rechtbank te Amsterdam had gericht met - onder meer - de mededeling dat verdachte verzet wenste aan te tekenen tegen het vonnis van de Kantonrechter, heeft de griffier van de Rechtbank te Amsterdam een akte instellen rechtsmiddel opgemaakt, inhoudende - kort gezegd dat verdachte op 30 maart 2009 ter griffie is verschenen en heeft verklaard hoger beroep in te stellen tegen voormeld vonnis. Aan de akte is de brief van 25 maart 2009 gehecht. Deze is door de griffier kennelijk en niet onbegrijpelijk opgevat als een machtiging tot het instellen van genoemd rechtsmiddel, zij het dat dit in de akte niet met zoveel woorden tot uitdrukking komt. In de omstandigheid dat de akte inhoudt dat de verdachte ter griffie is verschenen en aldaar een verklaring houdende het instellen van hoger beroep heeft afgelegd terwijl aan de akte een brief houdende een machtiging tot het instellen van dat rechtsmiddel is gehecht en dus moet worden gevreesd dat de akte niet naar waarheid is opgemaakt heeft het Hof kennelijk en niet onbegrijpelijk geen beletsel gezien voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep.
9. Na 30 maart 2009 heeft blijkens de aan de schriftuur gehechte kopieën van een viertal brieven een briefwisseling plaatsgevonden tussen de gemachtigde van de verdachte en de griffier van de Rechtbank respectievelijk de Advocaat-Generaal bij het Hof:
- bij brief van 1 april 2009 schrijft de griffier aan de gemachtigde van de verdachte:
"Hierbij stuur ik u een bewijsstuk dat uw cliënt [verdachte] in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 30 maart 2009.
Te zijner tijd zult u hierover nader worden bericht."
- bij brief van 23 juli 2009 - vijf dagen voor de behandeling van verdachtes zaak in hoger beroep - schrijft verdachtes gemachtigde aan de griffier:
"Hiermee komen wij terug op bovengenoemde zaak.
Zijn er reeds nieuwe ontwikkelingen te melden?
Uw schriftelijke reactie zien wij graag tegemoet."
- bij brief van 16 november 2009 schrijft verdachtes gemachtigde aan de griffier:
"Hiermee komen wij terug op bovengenoemde zaak.
Graag vernemen wij de stand van zaken.
Uw schriftelijke reactie zien wij graag tegemoet."
- bij brief van 16 december 2009 schrijft de Advocaat-Generaal bij het Hof aan de gemachtigde van de verdachte:
"In antwoord op uw hierboven genoemde brief, berichtte ik u dat het een verstek zaak is en de verdachte gesignaleerd is i.v.m. onbekend adres en woonplaats.
Hoop hiermee voldoende te hebben geïnformeerd."
10. Een kopie van de twee laatstgenoemde brieven bevindt zich ook bij de stukken die de griffier van de Hoge Raad op de voet van bepaalde in art. 434 lid1 Sv van de griffier van het Hof heeft ontvangen. Mede gelet op deze omstandigheid is er geen reden er in cassatie aan te twijfelen dat de aan de schriftuur gehechte kopieën van de twee eerstgenoemde brieven kopieën zijn van authentieke, door verdachtes gemachtigde ontvangen dan wel verzonden brieven.
11. Bij gebreke van enige andersluidende aanwijzing in de stukken van het geding moet er in weerwil van de mededeling van de griffier dat hij verdachtes gemachtigde te zijner tijd over de zaak zou berichten in cassatie van worden uitgegaan dat de griffier verdachtes gemachtigde niet op de hoogte heeft gesteld van de dag van de terechtzitting in hoger beroep. Dit vindt bevestiging in de brief van verdachtes gemachtigde van 23 juli 2009 waarin wordt gevraagd naar nieuwe ontwikkelingen.
12. Verdachte is in het buitenland woonachtig. De ervaring leert dat het voor in het buitenland wonende verdachten niet steeds eenvoudig is om op de hoogte te geraken van de dag van de terechtzitting. Verdachte, wonende in een land waarin een nauwere band bestaat tussen het afdoen van de strafzaak en de daarmee verbonden civiele zaak dan in Nederland, heeft - naar in de schriftuur wordt gesteld - door tussenkomst van zijn verzekeraar een Nederlandse rechtspersoon gemachtigd om zijn belangen te behartigen. Deze heeft - zij het op naar Nederlandse maatstaven voor een strafzaak niet op de meest voor de hand liggende wijze - gepoogd erin te voorzien dat verdachte door haar tussenkomst op de hoogte werd gesteld van de dag van de terechtzitting. De griffier heeft door zijn brief van 1 april 2009 voor zover inhoudende "Te zijner tijd zult u hierover nader worden bericht" vervolgens de indruk gewekt dat hij de gemachtigde van de verdachte van de dag van de terechtzitting op de hoogte zou stellen. Pas na herhaald verzoek van de gemachtigde heeft niet de griffier maar de Advocaat-Generaal bij het Hof de gemachtigde ervan op de hoogte gesteld dat inmiddels in hoger beroep arrest was gewezen.
13. Door in voorschreven omstandigheden de gemachtigde van de verdachte niet op de hoogte te stellen van de dag van de terechtzitting, ook wanneer deze voorafgaand aan de dag van de terechtzitting uitdrukkelijk om inlichtingen vraagt, is verdachtes recht om in zijn aanwezigheid te worden berecht niet gerespecteerd en had het Hof verdachtes zaak niet zonder meer buiten diens aanwezigheid mogen berechten. Daarbij teken ik aan dat het bepaalde in art. 588a Sv niet voorziet in het opgeven van een adres in het buitenland en dus in casu niet van toepassing is.
14. In de toelichting op het middel wordt voorts aangevoerd dat het Hof de inleidende dagvaarding nietig had moeten verklaren omdat het adres waarnaar de dagvaarding in eerste aanleg is verstuurd ([a-straat 1] te [plaats A]) weliswaar ten tijde van het ongeval - te weten 9 september 2006 - het adres van de verdachte was, maar dat de verdachte vanaf september 2007 aan de [b-straat 1] te [plaats B] woonachtig was, hetgeen verdachte in België heeft doen laten registreren middels uitschrijving uit de GBA van [plaats A] en inschrijving in [plaats B]. Verdachte zou derhalve op eenvoudige wijze te vinden zijn geweest, aldus de toelichting op het middel.
15. Deze klacht gaat reeds daarom niet op omdat de aan de verdachte gezonden brief met de inleidende dagvaarding - voor zover uit de stukken van het geding valt op te maken - niet onbestelbaar retour is gekomen en er derhalve voor de Nederlandse justitiële autoriteiten geen aanwijzing was dat het door de verdachte opgegeven adres toen reeds was achterhaald.
16. Het middel slaagt.
17. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
18. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 HR 29 januari 2002, LJN AD5578.
2 Art. 52 lid 1 Schengen uitvoeringsovereenkomst, art. 5 lid 1 EU-rechtshulpovereenkomst.