ECLI:NL:PHR:2012:BV9223

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03213
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. R.J.M. Oerlemans
  • Mr. A. de Lange
  • Mr. J.W.P. Snijders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van bezwaren tegen vonnis

In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep. De verdachte was door het gerechtshof te 's Hertogenbosch niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen bezwaren tegen het vonnis had opgegeven. De advocaat-generaal had geconcludeerd dat de verdachte geen belang had bij een behandeling van de strafzaak in hoger beroep, aangezien er geen schriftelijke grieven waren ingediend en de verdachte niet op de rolzitting was verschenen. De rolzitting is een formele zitting die bedoeld is om de zaak te introduceren, maar geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsvindt. De advocaat-generaal had opgemerkt dat de verdachte op een latere zitting alsnog zijn bezwaren zou kunnen opgeven.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof onterecht had geoordeeld. De mededeling dat de inhoudelijke behandeling op een latere zitting zou plaatsvinden, impliceert dat de verdachte op dat moment de gelegenheid zou hebben om zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Het hof had niet voldoende gemotiveerd waarom de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard, gezien de omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad benadrukte dat de wet vereist dat de verdachte na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid wordt gesteld zijn bezwaren op te geven. De beslissing van het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren was in strijd met de wet, omdat de verdachte niet de kans had gekregen om zijn bezwaren te uiten.

De conclusie van de Hoge Raad was dat het bestreden arrest diende te worden vernietigd en dat de zaak terug moest worden verwezen naar het hof voor een nieuwe behandeling. Dit benadrukt het belang van het recht op een eerlijke rechtsgang en de noodzaak voor de rechterlijke macht om de wettelijke procedures te respecteren.

Conclusie

Nr. 11/03213
Mr. Vellinga
Zitting: 7 februari 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het gerechtshof te 's Hertogenbosch niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's Hertogenbosch van 2 juni 2010 waarbij de verdachte wegens misdrijven is veroordeeld tot straf als in dat vonnis vermeld.
2. Namens verdachte heeft mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's Hertogenbosch, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep omdat hij geen bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in - voor zover van belang - :
"De verdachte genaamd:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats].
is niet verschenen.
De raadsman van verdachte, mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te 's-Hertogenbosch, is evenmin ter terechtzitting aanwezig.
De voorzitter stelt vast dat de dagvaarding van verdachte voor de zitting van heden op 23 juni 2011 op een juiste wijze is uitgereikt, namelijk op de wijze als bedoeld in artikel 588, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De voorzitter stelt voorts vast dat aan voornoemde raadsman op 11 april 2011 een begeleidende brief en op 20 mei 2011 een verbeterde begeleidende brief bij voormelde dagvaarding voor een rolzitting is gezonden. In die brief wordt onder meer telkens expliciet gewezen op de mogelijkheid tot niet ontvankelijk verklaring van het hoger beroep naar aanleiding van deze rolzitting indien geen grieven zijn ingediend of indien wordt vastgesteld dat het hoger beroep te laat is ingesteld.
De voorzitter deelt vervolgens mee de korte inhoud van:
1. een brief van voornoemde raadsman van verdachte, d.d. 17 juni 2010, waaruit blijkt dat deze verdachte bij zal staan ter terechtzitting in hoger beroep.
2. een e-mailbericht van voornoemde raadsman van verdachte, d.d. 27 mei 2011, bevattende verhinderdata van deze raadsman, en de mededeling dat verdediging geen onderzoekswensen heeft.
De voorzitter stelt vast dat er in het dossier geen grieven tegen het vonnis van de eerste rechter zijn aangetroffen.
De advocaat-generaal voert daarop het woord als volgt.
In deze zaak zijn door de verdachte en zijn raadsman geen schriftelijke grieven tegen het vonnis ingediend.
Nu de verdachte en de raadsman niet op de terechtzitting zijn verschenen en derhalve ook mondeling geen bezwaren tegen het vonnis hebben opgegeven, concludeer ik daaruit dat de verdachte geen belang heeft bij een behandeling van de strafzaak in hoger beroep. Gelet daarop vorder ik dat het hof de verdachte niet ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep.
De advocaat-generaal leest daartoe zijn vordering voor en legt die aan het hof over.
Na beraad verklaart de voorzitter het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden."
5. Het arrest van het Hof houdt onder het hoofdje "Ontvankelijkheid van het hoger beroep" in - voor zover van belang -:
"(...)
Artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering luidt als volgt: "indien de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend, noch mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven, kan het door de verdachte ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk worden verklaard."
De verdachte heeft niet binnen de in artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van veertien dagen na het instellen van het hoger beroep, en evenmin daarna, schriftelijk grieven tegen het vonnis ingediend.
De verdachte is gedagvaard met inachtneming van het bepaalde in artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdachte is in hoger beroep niet ter terechtzitting verschenen en heeft derhalve ook niet mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven.
Ambtshalve vindt het hof in het vonnis waarvan beroep geen gronden om de zaak in hoger beroep in behandeling te nemen. Gezien het vorenstaande zal het door de verdachte ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep."
6. De in het proces-verbaal van de terechtzitting genoemde verbeterde begeleidende brief bij de appeldagvaarding, die verdachtes raadsman op 20 mei 2011 zou zijn toegezonden, houdt in:
"(...)
Weledelgestrenge mr. R.J.M. Oerlemans,
Hierbij een verbeterde begeleidende brief bij de dagvaarding van u cliënt voor een rolzitting. In aanvang van de brief is gevraagd uw verhinderdata voor de periode september 2011, oktober 2011, november 2011 en december 2011 op te geven.
Per abuis is in een latere alinea de verkeerde periode aangegeven.
Waarvoor onze excuses.
Met vriendelijke groet,
De advocaat generaal
Mr. J.W.P. Snijders"
7. De begeleidende brief bij de appeldagvaarding, waaraan in voornoemd schrijven wordt gerefereerd, houdt in:
"(...)
Weledelgestrenge mr. R.J.M. Oerlemans,
Bijgaand treft u aan een afschrift van de dagvaarding van uw cliënt voor de zogeheten rolzitting van de strafkamer van het gerechtshof. In deze brief wordt een toelichting gegeven op de rolzitting.
De rolzitting
De rolzitting is in zoverre een formele zitting dat deze door middel van een dagvaarding wordt ingeleid en dat de zaak wordt uitgeroepen. Met de rolzitting neemt het rechtsgeding in hoger beroep een aanvang. Eventuele preliminaire verweren worden echter niet tijdens de rolzitting behandeld, de voordracht van de zaak blijft achterwege en derhalve vindt op de rolzitting ook geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaats. Uw aanwezigheid en de aanwezigheid van uw cliënt op de rolzitting is dan ook in beginsel niet noodzakelijk.
Met de rolzitting wordt beoogd een goede inschatting te maken van de voor de verdere behandeling van de zaak benodigde zittingstijd, zodat efficiënter kan worden omgegaan met de beschikbare zittingscapaciteit. In dit verband wordt op de rolzitting geïnventariseerd of er nog onderzoek dient te worden verricht voordat de zaak inhoudelijk behandeld kan worden. Mede aan de hand van deze inventarisatie worden de datum en de benodigde tijd voor die inhoudelijke behandeling bepaald. Behoudens bijzondere omstandigheden is de inhoudelijke behandeling voorzien in de kalendermaand september 2011, oktober 2011, november 2011 of december 2011.
Voorafgaand aan de rolzitting
• Eventuele onderzoekswensen dient u, uiterlijk twee weken voor de rolzitting, gemotiveerd aan het hof op het e-mailadres: rolzittinghofstrafrecht@rechtspraak.nl kenbaar te maken, onder vermelding van de datum van de rolzitting, de naam van uw cliënt en het parketnummer;
• Uw eventuele onderzoekswensen worden ter standpuntbepaling aan de advocaat-generaal voorgelegd;
• Indien u meent dat uw aanwezigheid op de rolzitting vereist is voor het verstrekken van een nadere toelichting op uw onderzoekswensen, dan wordt u verzocht om dit via voormeld e-mailadres tijdig kenbaar te maken, opdat daarmee rekening kan worden gehouden;
• Indien u voornemens bent om preliminaire verweren te voeren, dan wordt u verzocht om dit voorafgaand aan de rolzitting via voormeld e-mailadres kenbaar te maken, zodat daarmee bij de planning van de inhoudelijke behandeling van de zaak rekening kan worden gehouden
• U wordt verzocht om uiterlijk drie dagen voor de rolzitting via voormeld e-mailadres een actueel overzicht van uw verhinderdata in de hiervoor genoemde kalendermaanden september 2011, oktober 2011, november 2011 of december 2011 te verstrekken, opnieuw onder vermelding van de datum van de rolzitting, de naam van uw cliënt en het parketnummer.
Tijdens de rolzitting
• In voorkomende gevallen kan het hof vaststellen dat niet is voldaan aan de voorwaarden van art. 408 Sv en hieraan consequenties verbinden. Ook kan het hof, indien er geen grieven zijn ingediend, in voorkomende gevallen gebruikmaken van de bevoegdheid van art. 416 lid 2 Sv;
• Op de rolzitting wordt, op basis van de ingekomen schriftelijke informatie (en wat er eventueel nog ter zitting aan de orde komt) beoordeeld of de zaken zittingsrijp zijn;
• ln het geval de advocaat-generaal een (deels) afwijzend standpunt ten aanzien van de onderzoekswensen heeft ingenomen of in het geval het hof een nadere toelichting van de onderzoekswensen wenselijk acht, dan wordt, rekening houdend met uw opgave van verhinderdata, een datum voor een regiezitting bepaald. Tijdens de regiezitting wordt op de onderzoekswensen beslist;
In het andere geval wordt, rekening houdend met de door u opgegeven verhinderdata, een datum voor de inhoudelijke behandeling bepaald;
• Er wordt een proces-verbaal van de rolzitting opgemaakt.
Na de rolzitting
• U wordt zo snel mogelijk na de rolzitting, bij voorkeur dezelfde dag, per e-mail op de hoogte gesteld van de voor de inhoudelijke behandeling dan wel een regiezitting bepaalde zittingsdatum.
Het zal duidelijk zijn, dat deze werkwijze een efficiënter gebruik van de beschikbare zittingstijd beoogt te bewerkstelligen. Verzoeken om aanhouding na de rolzitting zullen dan ook nog slechts in uitzonderingsgevallen worden gehonoreerd.
Mocht u vragen hebben over de rolzitting, wordt u vriendelijk verzocht deze via het e-mailadres rolzittinghofstrafrecht@rechtspraak.nl kenbaar te maken.
Hoogachtend,
De sectorvoorzitter
Mr. A. de Lange"
8. Art. 416 Sv luidt:
"1. Ingeval hoger beroep is ingesteld door de officier van justitie, geeft de advocaat-generaal bij gelegenheid van de voordracht der zaak mondeling een toelichting op de bezwaren tegen het vonnis. De advocaat-generaal geeft in voorkomende gevallen tevens op waarom door de officier van justitie geen schriftuur houdende grieven is ingediend. Na de voordracht van de advocaat-generaal wordt de verdachte die hoger beroep heeft ingesteld, in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven.
2. Indien de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis opgeeft, kan het door de verdachte ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. Indien van de zijde van het openbaar ministerie geen schriftuur houdende grieven, als bedoeld in artikel 410, eerste lid, is ingediend, kan het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk worden verklaard."
9. Gelet op de tekst van de begeleidende brief die aan verdachtes raadsman is toegezonden zoals hiervoor onder 7 weergegeven, is de beslissing van het Hof om de verdachte mede op grond van de omstandigheid dat hij ter terechtzitting niet mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven, niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, niet toereikend gemotiveerd. Die brief kan immers bezwaarlijk anders worden verstaan dan als inhoudende de mededeling dat de strafzaak in ieder geval op een latere terechtzitting verder - en dan voor de eerste maal inhoudelijk - zou worden behandeld, zodat de verdachte dan alsnog op de voet van art. 416, eerste lid, Sv de gelegenheid zou hebben zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven (HR 25 mei 2010, LJN BL6741, NJ 2011, 80, m.nt. C.P.M. Cleiren).(1)
10. De door het Hof in de hiervoor aangehaalde brief beschreven wijze van werken - op een rolzitting waarop de zaak, zoals uitdrukkelijk wordt vermeld, niet wordt voorgedragen een niet-ontvankelijkheid uitspreken op de voet van art. 416 lid 2 Sv - is ondubbelzinnig in strijd met(2) hetgeen is bepaald in art. 416 lid 1 Sv: "Na de voordracht van de advocaat-generaal wordt de verdachte die hoger beroep heeft ingesteld, in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven." Die bepaling kan door geen rechtersregeling opzij worden gezet.
11. Het middel slaagt.
12. Het tweede middel heeft eveneens betrekking op de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
13. In de toelichting op het middel wordt geklaagd dat het rolreglement van het gerechtshof te 's Hertogenbosch in strijd is met het bepaalde in art. 416 Sv. Over deze klacht kan de Hoge Raad echter niet oordelen. Een rolreglement vormt geen handeling of beslissing van een gerecht (art. 79 Wet RO). Overigens blijkt uit de stukken niet van een rolreglement.
14. Het middel kan onbesproken blijven. Dit neemt niet weg, dat de door het Hof in de hiervoor aangehaalde brief beschreven regeling voor zover deze inhoudt dat een niet-ontvankelijkheid op de voet van art 416 lid 2 Sv kan worden uitgesproken zonder dat de zaak is voorgedragen en de verdachte in de gelegenheid is gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven onverenigbaar is met de wet. Ik verwijs naar de bespreking van het eerste middel.
15. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
16. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 In dezelfde zin HR 5 april 2011, LJN BP4588.
2 Kennelijk anders A.M. van Woensel, Stroomlijning: voortbouwen, afbouwen en doortimmeren, p. 26 in: Stroomlijning van het hoger beroep in strafzaken, P.G. Wiegel en R.E. de Winter (red.), Nijmegen, 2007. Zij geeft niet aan hoe een niet-ontvankelijkheid valt te rijmen met de tekst van de wet als de verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, na de voordracht van de advocaat-generaal niet in de gelegenheid is gesteld zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven.