ECLI:NL:PHR:2012:BW3692
Parket bij de Hoge Raad
- B.A. Stoker-Klein
- M. Bax-Luhrman
- J.M. Lintz
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep door onjuiste ondertekening proces-verbaal
In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Gravenhage op 24 juni 2008 een arrest gewezen waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep tegen een eerder vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 12 april 2007. De verdachte was veroordeeld voor een overtreding en had hoger beroep ingesteld. De advocaat van de verdachte, mr. J.M. Lintz, heeft één middel van cassatie voorgesteld, waarin werd geklaagd over de wijze waarop het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep was vastgesteld en ondertekend. Het proces-verbaal was enkel door de griffier vastgesteld en niet door de raadsheer die over de zaak had geoordeeld, wat in strijd is met artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De Hoge Raad oordeelde dat de ondertekening van het proces-verbaal door de vicepresident, mr. B.A. Stoker-Klein, niet voldeed aan de vereisten van artikel 327 Sv, aangezien er geen bewijs was dat zij over de zaak had geoordeeld. Dit leidde tot de conclusie dat het proces-verbaal niet overeenkomstig de wet was vastgesteld, wat nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de daaropvolgende uitspraak met zich meebracht. De Hoge Raad heeft het middel van cassatie gegrond verklaard en de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep vernietigd.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de zaak terugverwezen moest worden naar het Hof, of naar een aangrenzend Hof, om het hoger beroep opnieuw te behandelen. Dit biedt de verdachte de mogelijkheid om alsnog bezwaren tegen het eerdere vonnis op te geven, wat van belang is voor zijn rechtspositie. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedurele handelingen in het strafrecht en de gevolgen van verzuimen in de ondertekening van proces-verbaal.