ECLI:NL:PHR:2012:BW3692

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05243
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • B.A. Stoker-Klein
  • M. Bax-Luhrman
  • J.M. Lintz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep door onjuiste ondertekening proces-verbaal

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Gravenhage op 24 juni 2008 een arrest gewezen waarbij de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep tegen een eerder vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 12 april 2007. De verdachte was veroordeeld voor een overtreding en had hoger beroep ingesteld. De advocaat van de verdachte, mr. J.M. Lintz, heeft één middel van cassatie voorgesteld, waarin werd geklaagd over de wijze waarop het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep was vastgesteld en ondertekend. Het proces-verbaal was enkel door de griffier vastgesteld en niet door de raadsheer die over de zaak had geoordeeld, wat in strijd is met artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De Hoge Raad oordeelde dat de ondertekening van het proces-verbaal door de vicepresident, mr. B.A. Stoker-Klein, niet voldeed aan de vereisten van artikel 327 Sv, aangezien er geen bewijs was dat zij over de zaak had geoordeeld. Dit leidde tot de conclusie dat het proces-verbaal niet overeenkomstig de wet was vastgesteld, wat nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de daaropvolgende uitspraak met zich meebracht. De Hoge Raad heeft het middel van cassatie gegrond verklaard en de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep vernietigd.

De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de zaak terugverwezen moest worden naar het Hof, of naar een aangrenzend Hof, om het hoger beroep opnieuw te behandelen. Dit biedt de verdachte de mogelijkheid om alsnog bezwaren tegen het eerdere vonnis op te geven, wat van belang is voor zijn rechtspositie. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedurele handelingen in het strafrecht en de gevolgen van verzuimen in de ondertekening van proces-verbaal.

Conclusie

Nr. 10/05243
Mr. Vellinga
Zitting: 14 februari 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij verstek gewezen arrest van 24 juni 2008 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 12 april 2007, waarbij de verdachte wegens een overtreding is veroordeeld tot de straffen in dat vonnis vermeld.
2. Namens verdachte heeft mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 juni 2008 in strijd met art. 327 Sv slechts door de griffier is vastgesteld en ondertekend.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 juni 2008, waarin het mondeling arrest op de wijze als bedoeld in art. 425, derde lid, Sv is aangetekend, houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, als slotzin in:
"Dit proces-verbaal is bij ontstentenis van de raadsheer alleen vastgesteld en ondertekend door de griffier en voor gezien mede-ondertekend door mr. B.A. Stoker-Klein, vicepresident in dit gerechtshof." [volgen twee handtekeningen, WHV]
5. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de ondertekening van het proces-verbaal door de vicepresident van geen betekenis is nu uit niets blijkt dat mr. Stoker-Klein over de zaak heeft geoordeeld, en de vaststelling van het proces-verbaal in de onderhavige zaak enkel door de griffier heeft plaatsgevonden, hetgeen nietigheid tot gevolg dient te hebben.
6. Ingevolge art. 327, eerste lid, Sv - welke bepaling ingevolge art. 415, eerste lid, Sv op het rechtsgeding in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is - wordt het proces-verbaal van de terechtzitting door de voorzitter, of door een van de rechters die over de zaak heeft geoordeeld, en de griffier vastgesteld en ondertekend.
7. In aanmerking genomen dat het proces-verbaal van de terechtzitting met zoveel woorden inhoudt dat het proces-verbaal bij ontstentenis van de raadsheer - blijkens het proces-verbaal is mr. Bax-Luhrman als voorzitter opgetreden - alleen door de griffier is vastgesteld, kan het er niet voor worden gehouden dat de vaststelling van het proces-verbaal mede door genoemde raadsheer heeft plaatsgevonden.(1) De medeondertekening van het proces-verbaal door de vicepresident van het Hof maakt dit niet anders.(2)
8. Gelet op het voorgaande is het proces-verbaal niet vastgesteld overeenkomstig art. 327 Sv, welk verzuim nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak meebrengt.
9. Het middel slaagt.
10. Ik heb mij nog afgevraagd of in casu enig belang van de verdachte in het geding is. Dat lijkt mij wel. De onderhavige, door het Hof uitgesproken niet-ontvankelijkheid berust op het ontbreken van een opgave van bezwaren tegen het vonnis als bedoeld in art. 416 lid 2 Sv. Na vernietiging kan de verdachte dus alsnog bezwaren tegen het beroepen vonnis opgeven.
11. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie HR 7 januari 1986, NJ 1986, 463, waarin het proces-verbaal van de terechtzitting uitsluitend door de griffier was ondertekend onder vermelding dat de Politierechter buiten staat was het proces-verbaal mede te ondertekenen. De Hoge Raad oordeelde dat het ervoor moest worden gehouden dat de vaststelling van het proces-verbaal mede door de Politierechter had plaatsgevonden, nu uit genoemd proces-verbaal uitsluitend bleek dat de Politierechter het proces-verbaal niet mede had ondertekend. Zie ook HR 8 maart 1988, NJ 1988, 972.
2 Vgl. HR 2 juni 2009, LJN BH9945, NJ 2009, 282, waarin sprake was van behandeling door een meervoudige strafkamer, en het proces-verbaal, bij ontstentenis van de voorzitter en de overige raadsheren die over de zaak hadden geoordeeld, en de griffier, door de fungerend voorzitter van het gerecht was ondertekend, en de Hoge Raad oordeelde dat het proces-verbaal niet overeenkomstig art. 327 Sv was vastgesteld en ondertekend, welk verzuim - dat zich niet meer voor herstel leende - nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak meebracht.