ECLI:NL:PHR:2012:BW3773

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02092
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak is de verdachte, die in de periode van 4 augustus 2008 tot en met 29 september 2008 in Veenendaal een hennepplantage heeft geëxploiteerd, door het Gerechtshof te Amsterdam veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft in zijn woning 366 hennepplanten gekweekt en elektriciteit gestolen van Eneco Netbeheer BV. De politie kwam op het spoor van de verdachte na meldingen van wateroverlast in een ondergelegen woning, wat leidde tot een onderzoek in de woning van de verdachte. Tijdens dit onderzoek werden de hennepplanten en de verbroken verzegeling van de meterkast aangetroffen.

De verdachte heeft betoogd dat hij de woning onderverhuurd had aan een derde persoon en dat hij niet op de hoogte was van de hennepplantage. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de woning had onderverhuurd en dat hij niet op de hoogte was van de activiteiten in zijn woning. De verklaringen van getuigen en de bevindingen van de verbalisanten steunden de conclusie dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit.

De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie van de verdachte besproken, waarbij de verdediging aanvoerde dat het bewijs voor het medeplegen niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen slagen, omdat de bewezenverklaring van het medeplegen niet voldoende was onderbouwd met de gebezigde bewijsmiddelen. De zaak is terugverwezen naar het Hof voor een nieuwe behandeling.

Conclusie

Nr. 11/02092
Mr. Vellinga
Zitting: 14 februari 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem wegens 1. "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod" en 2. "Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking" veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
2. Namens verdachte heeft mr. Th. J. Kelder, advocaat te Den Haag, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Beide middelen klagen dat het bewezenverklaarde, onder meer voor wat betreft het "medeplegen" van opzettelijk telen van hennep (feit 1) en het "medeplegen" van de diefstal van elektriciteit (feit 2), niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. De middelen zullen gezamenlijk worden besproken.
4. Onder 1. en 2. is ten laste van de verdachte bewezen verklaard dat:
"1. primair
hij in de periode van 04 augustus 2008 tot en met 29 september 2008 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld in een pand gelegen aan de [a-straat 1] aldaar een hoeveelheid van in totaal 366, hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,vijfde lid van die wet.
2. primair
hij in de periode van 04 augustus 2008 tot en met 29 september 2008 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Eneco Netbeheer BV, waarbij verdachte en/of zijn mededader het weg te nemen goed(eren)onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking van de verzegeling van de deksel van de hoofdaansluitkast."
5. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Met betrekking tot feit 1 en 2
1. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1], agent van politie Utrecht en [verbalisant 2], aspirant van politie Utrecht, opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0950/08-293084, gedateerd 29 september 2008, pagina 12-14, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 28 september 2008 omstreeks 23.30 uur werden wij, verbalisanten [verbalisant 1 en 2], door de meldkamer gestuurd naar de [a-straat 2] te Veenendaal. De bewoonster van perceel [2] zou wateroverlast ondervinden van het bovengelegen perceel.
Wij, verbalisanten [verbalisant 1 en 2] zijn samen met de bewoonster [betrokkene 1] haar woning in gegaan om de wateroverlast te bekijken. Wij, verbalisanten [verbalisant 1 en 2] zagen dat er aan de achterzijde van de woning, ter hoogte van het balkon, water langs de leidingen naar beneden kwam stromen. Wij zagen dat de bewoonster van het perceel [2] aan de onderkant van de leidingen emmers had geplaatst om het water op te vangen. Wij zagen dat op de vloer rondom de leidingen, natte doeken lagen teneinde het water niet naar de ondergelegen woning te laten stromen.
Hierop zijn wij, verbalisanten [verbalisant 1 en 2] naar het bovengelegen perceel, [a-straat 1] te Veenendaal gegaan. Wij hebben meerdere malen aangebeld bij de voordeur van het perceel [1]. Hierop werd de deur niet geopend. Vervolgens hebben wij meerdere malen en op niet mis te verstane wijze duidelijk gemaakt dat er politie voor de voordeur stond en dat wij het openen van de voordeur verzochten.
Vervolgens heb ik, [verbalisant 1], telefonisch contact gezocht met de opzichter van woningbouwvereniging [A], [betrokkene 2], waarna wij, verbalisanten, van [betrokkene 2] voornoemd, de voordeur van het perceel [1] mochten openen om zo de wateroverlast te kunnen doen stoppen.
Hierop hebben wij, verbalisanten [verbalisant 1 en 2], op zondag 28 september 2008 omstreeks 23.50 uur de voordeur van perceel [a-straat 1] te Veenendaal geforceerd teneinde de wateroverlast te doen stoppen.
Wij, verbalisanten [verbalisant 1 en 2], hebben hierop de woning betreden. Wij zagen dat in de woning licht brandde. Wij zagen dat er zich recht tegenover de voordeur een tweede deur bevond. Ik, [verbalisant 1], voelde dat deze deur niet geopend kon worden. Hierop heb ik, [verbalisant 1], ook deze deur geforceerd. Door de deur geopend te hebben kregen wij toegang tot een hal. Aan het eind van deze hal zagen wij een derde deur. Ik, [verbalisant 1], opende deze deur om zo toegang te krijgen tot de achterzijde van de woning, de plek waar het water vandaan zou moeten komen. Wij zagen dat dit een vertrek betrof van ongeveer 25 vierkante meter en dat dit vertrek vol stond met planten, vermoedelijk van het type Cannabis sativa. Wij zagen dat er meerdere ventilatoren in het vertrek stonden te blazen. Wij zagen in het midden van het vertrek een koolstoffilter aan het plafond hangen. Wij zagen dat boven de planten, over de gehele oppervlakte van het vertrek lampen hingen. Ik, [verbalisant 1], zag dat naast het aanrecht een plastic bak stond. Ik zag dat de bak voor ongeveer één derde met water was gevuld. Ik zag dat er uit de bak verschillende slangen liepen in de richting van de planten die op de grond stonden. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat de monteur in dienst van de woningbouwvereniging hierop de watertoevoer van [a-straat 1] dichtdraaide, teneinde de wateroverlast voor het ondergelegen perceel te doen stoppen.
Uit onderzoek in de Gemeentelijke Basisadministratie bleek woonachtig te zijn op de [a-straat 1] te Veenendaal:
Naam: [achternaam verdachte],
Voornamen: [voornamen verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats].
(...)
Ik, [verbalisant 1], hoorde de fraude expert zeggen dat het zegel van de meterkast was verbroken.
2. Een dertiental foto 's van de aangetroffen situatie in [a-straat 1] te Veenendaal, gemaakt op 29 september 2008 omstreeks 00.45 uur door [betrokkene 3], in dienst van Eneco.
3. Een geschrift kennisgeving inbeslagneming met daarop, onder meer, vermeld:
Datum inbeslagneming: 29 september 2008.
Inbeslagname onder [verdachte]. Wonende [a-straat 1] te Veenendaal: 366 hennepplanten.
4. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3], aspirant van politie Utrecht, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0950/08-293084, gedateerd 25 oktober 2008, pagina 5, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 29 september 2008 ben ik, verbalisant [verbalisant 3], met verbalisanten [verbalisant 4 en 5], naar het perceel [a-straat 1] gegaan om een hennepplantage te ontruimen. In de woonkamer werd het volgende aangetroffen: 366 hennepplanten.
5. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 3] voornoemd, opgemaakt proces-verbaal van onderzoek, genummerd PL0950/08-293084, gedateerd 30 september 2008, pagina 21, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 30 september 2008 heb ik onderzoek ingesteld in verband met een aantal in beslag genomen planten uit een hennepkwekerij bij verdachte [verdachte]. Ik onderzocht deze planten middels determinatie ter vaststelling van de plantensoort.
In de kweekruimte werden door mij in totaal 5 monsters genomen van de aanwezige planten. Ik schat de planten ongeveer 8 weken oud. Ten behoeve van de drugsidentificatie werd tevens gebruik gemaakt van een door de politie Utrecht voorgeschreven drugstestkit. Ik gebruikte daarbij een ampul van de drugsidentificatietest 'Cannabis'. Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag dat tijdens het testen een duidelijke kleurreactie optrad. Deze reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van hennep. Uit de determinatie en de drugstest mag gesteld worden, dat de inbeslaggenomen planten hennepplanten waren van het geslacht Cannabis.
6. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] voornoemd, opgemaakt procesverbaal van aangifte van [betrokkene 3] namens Eneco Services BV, gedateerd 29 september 2008, dossierpagina 33-35, voor zover inhoudende als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
(...) De in de hennepkwekerij aanwezige hennepplanten waren ongeveer 56 dagen oud.
7. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] voornoemd, proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], genummerd PL0950/08-293084, gedateerd 30 september 2008, dossierpagina 23-25, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, -zakelijk weergegeven-:
U vraagt mij hoe lang ik de woning op de [a-straat 1] al op mijn naam heb staan. Ik vertel u dat ik deze woning nu ongeveer 2.5 jaar heb.
Met betrekking tot feit 2
1. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] voornoemd, opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 3] namens Eneco Services BV, gedateerd 29 september 2008, dossierpagina 33-35, voor zover inhoudende als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Ik ben in dienst van Eneco Services BV en bevoegd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van diefstal van elektriciteit.
De diefstal is gepleegd in de periode van 4 augustus 2008 tot en met 29 september 2008. Op 29 september 2008 werd ik verzocht te gaan naar het pand [a-straat 1] te Veenendaal. Ik kwam daar omstreeks 0.45 uur aan. Bij controle van de netcomponenten en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. De in de hennepkwekerij aanwezige hennepplanten waren ongeveer 56 dagen oud. Daarom wordt een periode van inwerking zijnde hennepkwekerij aangehouden van 56 dagen. Na berekening bleek in genoemde periode een hoeveelheid elektriciteit van 12.367 kWh te zijn weggenomen.
2. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] voornoemd, opgemaakt proces-verbaal van onderzoek, genummerd PL0950/08-293084, gedateerd 17 oktober 2008, dossierpagina 15, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Ik sprak in de woning aan de [a-straat 1] te Veenendaal met de fraude expert van het energiebedrijf Eneco. Ik hoorde de fraude expert zeggen dat het zegel van de meterkast was verbroken. Ik zag dat de fraude expert met zijn vinger naar het verbroken zegel wees. Ik zag dat het zegel ook daadwerkelijk verbroken was.
Met betrekking tot de bewijsoverweging
1. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] voornoemd, opgemaakt proces-verbaal genummerd PL00950/08-293084, gedateerd 25 oktober 2008, dossierpagina 7, voorzover, onder meer, inhoudende als bevindingen van verbalisant:
Ik, verbalisant [verbalisant 3], heb onderzoek gedaan naar de verdachte [betrokkene 4]. Ik kon niets over hem vinden in het systeem. Ik heb contact gehad met de vreemdelingenpolitie en heb de gebruikersgegevens van het telefoonnummer opgevraagd. Hier kwam echter niets uit. Verder heb ik de naam door meerdere systemen laten halen bij de Info-desk. Dit leverde geen resultaten op. Verder heb ik het mobiele nummer meerdere malen gebeld. De telefoon stond alle keren uit en ik kreeg onmiddellijk te voicemail.
2. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] voornoemd, opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], genummerd PL0950/08-293084, gedateerd 14 oktober 2008, dossierpagina 18-20, voor zover inhoudende als verklaring van getuige, -zakelijk weergegeven-:
[Verdachte] was mijn buurman. Hij woonde twee jaar naast mij. In mei en juni werd er flink in de muren van [verdachte] geboord. Ik vroeg aan hem of hij aan het verbouwen was. Hij vertelde mij toen dat hij de keuken aan het veranderen was en daarom wat snoeren moest verleggen. Ik heb de hoofdbewoner regelmatig gezien bij de flat. De laatste keer was op 25 september 2008."
6. In het arrest heeft het Hof voorts - voor zover hier van belang - nog het volgende overwogen:
"Naar aanleiding van het verweer dat verdachte niet van de hennepplantage in zijn woning heeft geweten, overweegt het hof het volgende.
Uit het dossier blijkt dat verbalisanten op 28 september 2008, in het perceel aan de [a-straat 1] te Veenendaal, zijnde de woning van verdachte, 366 hennepplanten hebben aangetroffen. Verdachte was de huurder van deze woning. Deze woning stond op zijn naam. Naar eigen zeggen had verdachte deze woning onderverhuurd aan een zekere [betrokkene 4] en was hij al geruime tijd niet meer in de woonkamer van de woning geweest. De onderhuurder [betrokkene 4] zou voor verdachte de keuken in de woning kosteloos verbouwen.
Het betoog van verdachte dat de woning onderverhuurd was aan [betrokkene 4] wordt niet door de verdediging onderbouwd. Blijkens het dossier hebben verbalisanten onderzoek gedaan naar die [betrokkene 4],hetgeen niet tot enig resultaat heeft geleid.
De buurman van verdachte heeft verklaard dat er gedurende een bepaalde periode op onregelmatige tijden flink geboord werd in de woning van verdachte. Verdachte heeft aan deze buurman verklaard dat hij de keuken aan het verbouwen was. De verklaring van verdachte dat hij de woning heeft onderverhuurd en niets van de kwekerij wist, acht het hof gelet op het voorgaande niet aannemelijk. Het verweer wordt derhalve verworpen."
7. In aanmerking genomen dat het betoog van de verdachte dat hij de woning aan ene [betrokkene 4] had onderverhuurd naar oordeel van het Hof niet aannemelijk is geworden, kan het onder 1 en 2 bewezenverklaarde voor zover behelzende dat de verdachte het onder 1 en 2 bewezenverklaarde heeft gepleegd "tezamen en in vereniging met een ander of anderen" niet uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt immers niet van een ander of anderen met wie verdachte (een) uitvoeringshandeling(en) heeft begaan met betrekking tot de teelt van hennep en de diefstal van elektriciteit, noch dat hij daartoe bewust en nauw met een ander heeft samengewerkt. Aldus is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.(1)
8. Dit brengt mee dat de middelen voor het overige buiten bespreking kunnen blijven.
9. De middelen slagen.
10. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 O.a. HR 9 februari 2010, LJN BK6147; HR 4 januari 2011, LJN BO3975, HR 15 februari 2011, LJN BP0095, NJ 2011, 94; HR 11 oktober 2011, LJN BR2892, HR 7 februari 2012, LJN BU6905, BU6906 en BU6922.