ECLI:NL:PHR:2012:BW5002
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Gerechtvaardigd vertrouwen in vervolging door het Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft het Gerechtshof te Leeuwarden op 9 augustus 2010 de verzoeker veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf voor meerdere feiten, waaronder het opzettelijk onttrekken van eigen goed aan een pandrecht en het onjuist of onvolledig doen van belastingaangifte. De verdediging heeft in cassatie aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vervolging, omdat de Belastingdienst door zijn handelen het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat er geen verdere vervolging zou plaatsvinden. De verdediging stelde dat de Belastingdienst zich niet heeft gehouden aan gemaakte afspraken en dat er geen contact is opgenomen na de indiening van de aangifte, wat het vertrouwen van de verzoeker heeft geschaad.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof op straffe van nietigheid niet uitdrukkelijk een met redenen omklede beslissing heeft gegeven op het verweer van de verdediging. De Hoge Raad stelt dat er slechts in uitzonderlijke situaties plaats is voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, en dat de omstandigheden in deze zaak niet aan die uitzondering voldoen. De Hoge Raad benadrukt dat uitlatingen van functionarissen zonder bevoegdheden in het kader van vervolging doorgaans geen gerechtvaardigd vertrouwen kunnen wekken. Bovendien is er geen inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde vastgesteld die het recht op een eerlijke behandeling van de zaak van de verdachte zou hebben geschaad.
De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling van de overige middelen. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de overige middelen geen bespreking behoeven, maar dat de zaak opnieuw moet worden behandeld in het hoger beroep.