ECLI:NL:PHR:2012:BW5531
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vegter
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatieberoep inzake conservatoir beslag in Antilliaanse zaak
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 25 januari 2011 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag over een conservatoir beslag. Klager heeft beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat, mr. M.C. Vaders, en mr. C. Wendenburg heeft namens klager twee middelen van cassatie voorgesteld. De Hoge Raad heeft op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het cassatieberoep werd beoordeeld aan de hand van de Rijkswet cassatierechtspraak voor de Nederlandse Antillen.
De Hoge Raad oordeelt dat er geen cassatieberoep openstaat tegen de beschikking van het Hof, omdat de Rijkswet dit verbiedt. Het Hof heeft klager niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 150 van het Wetboek van Strafvordering van Curaçao, dat stelt dat partijen in strafzaken geen beroep in cassatie kunnen instellen tegen beschikkingen. De Hoge Raad bevestigt dat het klaagschrift niet tijdig is ingediend, aangezien het niet zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen drie jaar na de inbeslagneming is ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de argumenten van klager niet voldoende zijn om de beslissing van het Hof te weerleggen. De steller van het middel heeft niet aangetoond dat het Hof een onjuiste termijn heeft gehanteerd voor de indiening van het beklag, en de Hoge Raad ziet geen reden om de beslissing van het Hof te herzien. De slotsom is dat het cassatieberoep van klager niet-ontvankelijk is verklaard.