1 Ontleend aan rov. 2 van het vonnis uit de eerste aanleg van 7 november 2007 en rov. 1 van het tussenarrest van het hof van 30 maart 2010.
2 Het bestreden (eind)arrest is van 25 januari 2011, de cassatiedagvaarding van 26 april 2011. Dit is tijdig: 25 april 2011 was een feestdag als bedoeld in de Algemene Termijnenwet (tweede Paasdag).
3 Verordening (EG) Nr. 207/2009 van 26 februari 2009, Pb L 78 - 1, hierna veelal aan te duiden als GMVo. Deze Verordening is gemakkelijk te raadplegen in de SDU Wetteneditie Intellectuele Eigendom 2012, nr. 44.
4 Richtlijn 2008/95/EG van 22 oktober 2008, Pb L 299 - 25 , hierna veelal aan te duiden als: MRl. Deze Richtlijn is ook gemakkelijk te raadplegen in de SDU Wetteneditie Intellectuele Eigendom 2012, nr. 46.
5 De GMVo was aanvankelijk neergelegd in de in deze overwegingen aangehaalde Verordening 40/94. Inhoudelijk verschillen de relevante bepalingen niet van de in deze zaak spelende.
6 Ströbele - Hacker, Markengesetz, 2012, § 8, rndnrs. 529 - 533; Kerly's Law of Trademarks and Tradenames, 2011, nrs. 8-137 - 8-141; Cohen Jehoram, BIE 2011, p. 34; Van Rooden, BMMB 2011, p. 178 - 179; Balk, Bb 2011, p. 44 - 45; Ingerl - Rohnke, Markengesetz, 2010, § 8, rndnr. 329; Van Innis, BMMB 2010, p. 108; Verhoestraete en Nijs, BMMB 2010, p. 112 e.v.; Cohen Jehoram/Van Nispen/Huydecoper, Industriële Eigendom 2, 2008, nr. 5.14.15.4 en nr. 14.1.5.1; Van Nispen, Een eigen, oorspronkelijk karakter (bundel-Spoor), 2007, p. 247 en 255; Vos, BMMB 2007, p. 58; Steinhauser, BIE 2006, p. 371; Brinkhof, BIE 2000, p. 163.
"Neutraal": Hemmer, te raadplegen via website Boek9.nl nr. 9968. Zie ook de discussie tussen een aantal "groten" uit de Benelux-merkenpraktijk, waarvan verslag wordt gedaan in het BMMB 2009, p. 115. Een verfrissend andere kijk op de materie blijkt bij Philips, Trade Mark Law, 2003, nr. 4.177.
7 Ik laat dan nog daar dat ik rov. 6 van het eindarrest zo begrijp, dat er ook van inburgering in België en Luxemburg niet is gebleken. Toch betekent dat een niet-verwaarloosbare uitbreiding van het geografische gedeelte van de Unie waarvoor géén inburgering kan worden vastgesteld.
8 Aldus de algemeen aanvaarde strekking van het in alinea 9 geciteerde arrest.
9 Voor alle duidelijkheid: dit is het in alinea 9 hiervóór geciteerde arrest, noot A - G.
10 Ik ben mij bewust van de onzuiverheid van dit woordgebruik. Gegeven het feit dat niet ter discussie staat dat de Benelux-merkenwetgeving zich, althans wat het gegeven van de inburgering betreft, aan de MRl heeft geconformeerd (zie art. 2.28 lid 2 BVIE; Cohen Jehoram/Van Nispen/Huydecoper, Industriële Eigendom 2, 2008, nr. 5.14.15), lijkt deze niet geheel zuivere maar wel duidelijke woordkeus mij nog wel toelaatbaar.
11 Ook hier is de rechtsleer in grote meerderheid dezelfde mening toegedaan: Balk, Bb 2011, p. 44 - 45; Van Innis, BMMB 2010, p. 108; Hof Amsterdam 18 augustus 2009, IER 2010, 25, rov. 4.7; Hof Amsterdam 3 november 2009, rechtspraak.nl LJN BL4261, rov. 4.6; Cohen Jehoram/Van Nispen/Huydecoper, Industriële Eigendom 2, 2008, nr. 5.14.5.4; Visser, NJB 2007, 688, p. 810; Van Nispen, Een eigen, oorspronkelijk karakter (bundel-Spoor), 2007, p. 251 - 253; Vos, BMMB 2007, p. 58 e.v.; Steinhauser, BIE 2006, p. 371; Rb. Breda 29 november 1994, BIE 1999, 3 m.nt. Ste, rov. 3.3.
(Enigszins) anders Gielen, ntn. bij IER 2010, 25 en IER 2006, 92; Visser, BIE 2007, p. 84 e.v.; Kist, IER 1999, p. 203 e.v.; zie ook Gielen c.s. (Drucker-Bodenhausen-Wichers Hoeth), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, 2011, nr. 276.
Men ziet in deze rechtsleer wel meningsverschil over de vraag of inburgering in de Benelux zich kan voordoen als een merk alleen in de Nederlandse taal onderscheidend vermogen mist, en dat merk in Nederland door inburgering onderscheidend vermogen heeft gekregen, maar in België niet (het omgekeerde geval wordt nooit genoemd). Ik erken dat Kwik Lok aan de schrijvers die een bevestigend antwoord verdedigen, enige steun kan ontlenen voor haar in deze zaak verdedigde standpunt. Dat deze schrijvers zo ver zouden willen gaan, dat er ook inburgering in de Benelux kan zijn als het teken in twee van de Beneluxlanden niet is ingeburgerd en daar ook niet als onderscheidend kan gelden, en er alleen in Nederland (ik gaf al aan dat weinig rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van inburgering, alléén in de overige Beneluxlanden) wel inburgering is, vind ik intussen (erg) onaannemelijk. Zelf zou ik die gedachte zonder aarzeling verwerpen.
12 Zie bijvoorbeeld rov. 50 van het in alinea 7 hiervoor aangehaalde arrest HvJ EG 4 mei 1999; Cohen Jehoram/Van Nispen/Huydecoper, Industriële Eigendom 2, 2008, nr. 5.14.15.2.
13 Voetnoot 9 van de cassatiedagvaarding, uitvoerig nader besproken in de schriftelijke toelichting.
14 Asser, Civiele Cassatie, 2011, nr. 4.7.3.4; zie ook HvJ EU 2 december 2009, zaaknr. C-553/08, rov. 82.