1 TK 2010-2011, 19 637 nr. 1393. Brief van de minister voor immigratie en asiel aan de Tweede Kamer d.d. 1 februari 2011.
2 LJN BP0427.
3 Eur-Lex 62010J0188, JV 2010/458 m.nt. Boeles.
4 Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen.
5 Naar aanleiding van deze uitspraak is bij Besluit van 30 mei 2011 in het Vreemdelingenbesluit 2000 art. 4.17a ingevoegd. Zie hierover punt 5.2 van deze conclusie en noot 17 (citaat hof).
6 Zie bijvoorbeeld Rb Maastricht van 17 februari 2011, LJN BP4950 en Rb Breda 21 februari 2011, LJN BP5212. Zie Rb Roermond 3 augustus 2011, LJN BR5345 voor een uitspraak van recenter datum die verwijst naar een uitspraak van de voorzitter van de Afdeling van 9 augustus 2011, LJN BR5038.
7 Eur-Lex 62011CJ0061, JV 2011/242 m.nt. Boeles.
8 Vgl. Hof 's-Hertogenbosch 4 juli 2011, LJN BR0235. In die zaak werd de verdachte staande gehouden in het kader van een MTV-controle op station Roosendaal. Zij legitimeerde zich met een document waarvan de verbalisant vermoedde dat het vals was. De verdachte werd aangehouden, vervolgd en veroordeeld voor overtreding van art. 225 lid 2 Sr. In die zaak merkte het hof de bestuursrechtelijk gezien onrechtmatige controle ook aan als een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv, maar verbond hieraan geen rechtsgevolg.
9 Besluit van 23 november 2000, Stb. 2000, 497.
10 Circulaire van 2 maart 2001, Stcrt. Suppl. 2001, 64.
11 Besluit van 30 mei 2011, Stb. 2011, 262.
12 De Afdeling heeft op 20 oktober 2011, LJN BU2849, geoordeeld dat de omstandigheid dat in art. 4.17a Vb geen rekening is gehouden met het gedrag en specifieke omstandigheden waarvan een risico op de openbare orde uitgaat, geen grond is voor het oordeel dat die bepaling niet zou voldoen aan de eisen die in Afdeling 28 december 2010, LJN BP0427, aan een nationale regeling van identiteitscontroles in een grensgebied zijn gesteld, omdat de intensiteit en frequentie van de controles afdoende zijn gereguleerd (zie onder 4.3 in deze conclusie). Zie over toepassing van art. 4.17a Vb ook Afdeling 24 oktober 2011, LJN BU2862.
13 AM: Met "het arrest" doelt de Afdeling steeds op HvJ EU 22 juni 2010, Eur-Lex 62010J0188. Met "het Hof" wordt het HvJ EU bedoeld.
14 AM: Ik citeer uit het bestreden arrest, met inbegrip van de (hier hernummerde) voetnoten.
15 Inmiddels genaamd "Mobiel Toezicht Veiligheid".
16 Dit onderscheid is in de wet gekomen door een wijziging van de Vreemdelingenwet in 1993 (bij de invoering van de Wet op de identificatieplicht).
17 Inmiddels is bij besluit van de Minister voor Immigratie en Asiel van 30 mei 2011, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met nadere regels over het toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding (Stb. 2011, 262), artikel 4.17a in het Vreemdelingenbesluit 2000 ingevoegd. In dat artikel is een regeling opgenomen met betrekking tot de uitoefening van de controlebevoegdheid in het kader van toezicht op vreemdelingen. De vraag of die regeling voldoet aan de door het Hof van Justitie verlangde waarborgen, is thans niet ter beantwoording aan het hof.
18 Ingevolge paragraaf A3/2.4 Vc wordt het controlebeleid afgestemd op aanwijzingen over de mate waarin op een bepaalde route sprake is van illegale immigratie, zodat het toezicht zoveel mogelijk daar plaatsvindt waar de kans op confrontatie met illegale immigratie reëel is.
19 EHRM 17 december 1996, NJ 1997, 699 m.nt. Knigge.
20 NJ 2009, 440 m.nt. Buruma
21 Het hof heeft ook de buiten het verband van art. 359a Sv gelegen vraag of het uitleveringsverzoek meebrengt dat aan de verdachte een eerlijk proces is onthouden ontkennend beantwoord. Het heeft wel de omstandigheden waaronder de verdachte zijn uitleveringsdetentie heeft doorgebracht verdisconteerd in de strafmaat.
22 Evenmin bleek uit het verhandelde ter zitting van het hof dat is tekortgedaan aan het recht van de verdediging om de opgenomen/beluisterde gesprekken te betwisten. Derhalve bracht het handelen in strijd met art. 8 EVRM geen zodanige schending van beginselen van een behoorlijke procesorde of zodanige veronachtzaming van de rechten van de verdediging mee, dat niet-ontvankelijkverklaring van het OM of bewijsuitsluiting was geboden.
23 EHRM 17 december 1996, NJ 1997, 699 m.nt. Knigge.
24 In de strafzaak tegen Saunders werd intensief gebruik gemaakt van verklaringen die hij in een eerder administratief onderzoek had afgelegd verklaringen. Zo werden die verklaringen uitgebreid voorgelezen aan de jury om de onbetrouwbaarheid van Saunders' verklaringen ter zitting aan te tonen en vormden zij een belangrijk deel van het bewijs.
25 "The right not to incriminate oneself, in particular, presupposes that the prosecution in a criminal case seek to prove their case against the accused without resort to evidence obtained through methods of coercion or oppression in defiance of the will of the accused." (rov 68)
26 Vgl. bijvoorbeeld HR 21 oktober 1997, LJN ZD0834, NJ 1998, 173.
27 EHRM 25 februari 1993, NJ 1993, 485 m.nt. Knigge.
28 EHRM 3 mei 2001, NJ 2003, 354 m.nt. Schalken.
29 Zie ook het Jalloh-arrest, EHRM 11 juli 2006, NJ 2007, 226 m.nt. Schalken. In die zaak was de schending van art. 6 EVRM gelegen in het gebruik van bewijs dat was verkregen door middel van ongeoorloofde fysieke dwang.
30 EHRM 8 april 2004, nr. 38544/97 (cursivering toegevoegd).
31 EHRM 29 juni 2007, NJ 2008, 25 m.nt. Alkema.
32 Uitgebreider over deze materie: Corstens/Borgers (2011). Het Nederlands strafprocesrecht, pp. 304-309, AG Knigge in zijn conclusie vóór HR 19 september 2006, NJ 2007, 39 m.nt. Reijntjes en AG Bleichrodt in zijn conclusie vóór HR 8 juli 2008, NJ 2008, 455 m.nt. Schalken.
33 L. Stevens. Noot onder HR 19 september 2006, LJN AV1141, in NJCM-Bulletin, jrg. 32 (2007), nr. 5.
34 Het voert te ver om de bijzondere omstandigheden die zich voordeden in de zaken van Funke en J.B. hier uitgebreid te bespreken. In de zaak Funke speelde evenwel om bepaalde documenten in bezit te krijgen waarvan de belastingdienst geloofde dat deze moesten bestaan, hoewel men daarvan niet zeker was. Hetzelfde item deed zich ook - zij het wat omfloerster - voor in de zaak van J.B.
35 HR 19 september 2006, NJ 2007, 39 m.nt. Reijntjes; HR 21 december 2010, NJ 2011, 425 m.nt. Reijntjes.