ECLI:NL:PHR:2012:BW9304

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02870
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Machielse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens het ontbreken van een schriftuur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2010 de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte kreeg een gevangenisstraf opgelegd van vier jaren en drie maanden. De aanzegging van artikel 435 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is op 27 juli 2011 op geldige wijze betekend, maar niet in persoon. De raadsman van de verdachte, mr. J.M.J.H. Coumans, heeft tijdig bericht ontvangen over deze aanzegging en de aanvang van de termijn. Echter, binnen de termijn van twee maanden, zoals genoemd in artikel 437 lid 2 Sv, is er geen schriftuur ingediend in de zaak van de verdachte. Hierdoor kan het cassatieberoep niet-ontvankelijk worden verklaard. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dan ook dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Deze zaak is gerelateerd aan een andere zaak met nummer 10/00958, waarin ook een conclusie is getrokken.

Conclusie

Nr. 11/02870
Mr. Machielse
Zitting 8 mei 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte](1)
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 11 februari 2010 voor "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" (vóór 17 maart 2003) en voor "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" (op en na 17 maart 2003) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en drie maanden.
2. Namens verdachte heeft mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam, heeft beroep in cassatie ingesteld.
Mr. J.M.J.H. Coumans, eveneens advocaat te Amsterdam, heeft zich als verdachtes raadsman in cassatie gesteld.
3. De aanzegging van art. 435 lid 1 Sv is op 27 juli 2011 niet in persoon doch op geldige wijze betekend. Mr. Coumans is bij schrijven van 27 juli 2011 en derhalve tijdig over die aanzegging en de aanvang van de termijn bericht. Binnen de in art. 437 lid 2 Sv genoemde termijn van twee maanden is in de zaak van verdachte geen schriftuur ontvangen. Het cassatieberoep is derhalve niet-ontvankelijk.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Deze zaak hangt samen met nr. 10/00958 ([medeverdachte]), in welke zaak ik vandaag ook concludeer.