ECLI:NL:PHR:2012:BX4566

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04376
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Silvis
  • Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering benadeelde partij en ontvankelijkheid in strafzaken

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de benadeelde partij in een strafzaak. De verdachte was eerder door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld voor diefstal met braak en schuldheling. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar echtgenote, had een vordering ingediend, maar de verdediging betwistte de ontvankelijkheid van deze vordering. De raadsvrouw van de verdachte stelde dat het voegingsformulier niet correct was ingevuld, omdat het ondertekend was door de echtgenote zonder een schriftelijke volmacht van de benadeelde partij. De officier van justitie erkende dat het formulier formeel niet juist was, maar pleitte ervoor om de vordering toch toe te wijzen, gezien de omstandigheden.

De politierechter had in zijn vonnis de vordering van de benadeelde partij toegewezen, ondanks de formele gebreken. Het Hof ging echter niet in op de ondertekening van het voegingsformulier en verklaarde de benadeelde partij ontvankelijk. De Hoge Raad oordeelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, omdat er geen schriftelijke volmacht was overgelegd. De Hoge Raad verwees naar een eerder arrest waarin werd gesteld dat de benadeelde partij de gelegenheid moet krijgen om eventuele verzuimen te herstellen. Aangezien deze gelegenheid niet was geboden, vernietigde de Hoge Raad de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug voor herbehandeling.

De conclusie van de Procureur-Generaal was dat de bestreden uitspraak uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde maatregel moest worden vernietigd, en dat de zaak opnieuw moest worden berecht in het bestaande hoger beroep.

Conclusie

Nr. 10/04376
Mr. Silvis
Zitting 12 juni 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is bij arrest van 5 oktober 2010 door het Gerechtshof te Arnhem wegens 1. "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" en 2. "schuldheling" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek. Het Hof heeft voorts de vordering van de benadeelde partij toegewezen en een daarmee corresponderende schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2. Namens verdachte heeft mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof de benadeelde partij ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard.
4. In de toelichting op het middel wordt daartoe aangevoerd dat zich als benadeelde partij [betrokkene 1] heeft gevoegd. Het voegingsformulier is echter ondertekend door [betrokkene 2], blijkens het voegingsformulier is zij de echtgenote van [betrokkene 1]. Nu niet blijkt van een schriftelijke volmacht aan [betrokkene 2], had het Hof haar niet als gevolmachtigd vertegenwoordiger van de benadeelde partij mogen aanmerken. Het Hof had de benadeelde partij ambtshalve niet-ontvankelijk moeten verklaren.
5. De benadeelde is [A]. [Betrokkene 1] heeft, als eigenaar, namens haar aangifte gedaan van de diefstal met braak en heeft zich namens haar gevoegd als benadeelde partij. Het voegingsformulier is ondertekend door [betrokkene 2], de echtgenote van [betrokkene 1].
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg houdt ten aanzien van die vordering benadeelde partij het volgende in:
"De officier van justitie voert het woord (...)
Hij deelt daarbij mede, zakelijk weergegeven:
(...)
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend. Het kleingeld is teruggegeven, maar er is wel glasschade. Daarvan is een specificatie bijgevoegd. Ik acht € 465,59 voor toewijzing vatbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en 9 dagen hechtenis als verdachte dit bedrag niet betaalt.
De raadsvrouw van verdachte voert het woord zakelijk weergegeven:
(...)
De benadeelde partij dient echter niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het formulier is door de echtgenote ondertekend en de handtekening van de aangever ontbreekt. De echtgenote beschikt niet over zijn volmacht in de zin van artikel 51 e van het Wetboek van Strafvordering. Nadien is deze volmacht evenmin overgelegd. Ik verwijs daarvoor naar het arrest van de Hoge Raad met nummer: HR 5-2-2002, LJN: AD5371.
(...)
De officier van justitie voert andermaal het woord, zakelijk weergegeven:
(...)
Ten aanzien van de benadeelde partij heeft de echtgenote de vordering namens haar man ondertekend. Ze hebben samen een bedrijf. Ik denk dat het formeel niet juist is ingevuld, maar het gaat mij te ver, wanneer het zo dicht bij elkaar zit, om het daarop kapot te laten gaan. Het punt van de raadsvrouw is terecht, maar in deze omstandigheden zou ik de vordering toch willen toewijzen.
De raadsvrouw voert dupliek, zakelijk weergegeven:
(...)
Ten aanzien van de benadeelde partij ben ik van mening, dat uit het voegingsformulier blijkt hoe het formulier dient te worden ingevuld. De gemachtigde had dit gemakkelijk in kunnen vullen en het verzuim had gemakkelijk hersteld kunnen worden. Er is sprake van een formeel gebrek, dus ik verzoek de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren."
7. De politierechter heeft in zijn vonnis het volgende ten aanzien van de vordering overwogen:
"Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu er sprake is van een formeel gebrek. Het voegingsformulier is niet ondertekend door de echtgenote en de handtekening van de aangever ontbreekt. De echtgenote beschikt niet over een volmacht in de zin van artikel 51e van het Wetboek van Strafvordering en deze volmacht is nadien ook niet overgelegd.
De politierechter is van oordeel dat het formulier formeel niet goed is ingevuld en dat dat mooier had gekund. Desondanks is hij van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen. Naar het oordeel van de politierechter zijn er geen redenen om aan te nemen dat de vordering materieel gezien niet in orde is."
8. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt ten aanzien van de vordering benadeelde partij het volgende in:
"De verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt:
(...)
De vordering van de benadeelde partij kan ik op dit moment niet betalen.
(...)
De advocaat generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan het hof over.
De advocaat-generaal deelt daarbij mede, zakelijk weergegeven:
(...)
De vordering van de benadeelde partij is ondertekend door de echtgenote. Daar hoeven niet te zware consequenties aan vast te zitten omdat de echtgenote ook is benadeeld. Ik vraag de vordering voor het hele bedrag toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen."
9. Hierna voert de raadsman het woord tot verdediging, doch gaat daarbij niet in op de vordering van de benadeelde partij. Door of namens verdachte wordt derhalve niet geklaagd over de ondertekening van het voegingsformulier, ondanks dat de advocaat-generaal die omstandigheid uitdrukkelijk noemt.
10. Het Hof wijst, zonder verder in te gaan op ondertekening van het voegingsformulier, de vordering van "de benadeelde partij [A], t.a.v. [betrokkene 1]" toe en legt een daarmee corresponderende schadevergoedingsmaatregel op.
11. In zijn arrest van 5 februari 2002, LJN AD5371, heeft de Hoge Raad overwogen:
" 4.6. Beginselen van een behoorlijke procesorde brengen mee dat in een geval als het onderhavige, waarin ten aanzien van de opgave als bedoeld in art. 51b, eerste lid, Sv niet is voldaan aan het door art. 51e, tweede lid, Sv gestelde vereiste van een bijzondere schriftelijke volmacht, de benadeelde partij niet op die grond niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, dan nadat haar door het openbaar ministerie dan wel door de rechter de gelegenheid is geboden dat verzuim te herstellen en die gelegenheid niet is benut. Daarom zal de Hoge Raad, na de uit de gegrondheid van het middel voortvloeiende vernietiging van het bestreden arrest, de zaak terugwijzen, mede opdat de benadeelde partij die gelegenheid alsnog kan worden geboden."
12. In het hiervoor aangehaalde arrest was de vordering evenmin betwist. Niet is gebleken dat de rechter of het openbaar ministerie de benadeelde partij in de gelegenheid heeft gesteld het geconstateerde verzuim aangaande het verlenen van een bijzondere volmacht voor de ondertekening van de vordering van de benadeelde partij te herstellen. Het ligt daarom in de rede dat de Hoge Raad, het arrest zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen, opdat de benadeelde partij die gelegenheid alsnog kan worden geboden.
13. Het middel slaagt.
14. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
15. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde maatregel en terugwijzing opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG