ECLI:NL:PHR:2012:BX4707

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00434
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek door ontbreken pleitnota in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2012 uitspraak gedaan in het kader van een cassatieberoep. De verdachte was door het Gerechtshof te 's-Gravenhage vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van andermans goed, wat resulteerde in een voorwaardelijke geldboete van € 200,- of 4 dagen hechtenis. Daarnaast werd er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij. De raadsman van de verdachte, mr. J.S. Nan, heeft twee middelen van cassatie ingediend. Het eerste middel betrof het ontbreken van de pleitnota die door de raadsman was overgelegd tijdens de zitting in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat dit verzuim niet tot cassatie kon leiden, omdat de raadsman niet tijdig een verzoek om aanvulling had ingediend bij de rolraadsheer. Het tweede middel betrof de vraag of uit de bewijsmiddelen kon worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk het overhemd van de benadeelde partij had vernield. De Hoge Raad oordeelde dat de gebezigde bewijsmiddelen voldoende waren om het opzet van de verdachte te onderbouwen. De Hoge Raad concludeerde dat er geen gronden waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen en heeft het beroep verworpen.

Conclusie

Nr. 11/00434
Mr. Vellinga
Zitting: 12 juni 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde en wegens 2. "Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen" veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,-, subsidiair 4 dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, en voor het toegewezen bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander als in het arrest vermeld.
2. Namens verdachte heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel dat klaagt over het ontbreken bij de stukken van de door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep van 5 januari 2011 overgelegde pleitnota, kan niet tot cassatie leiden, nu verdachtes raadsman niet binnen de in art. 437, tweede lid, Sv genoemde termijn(1) schriftelijk een verzoek om aanvulling bij de rolraadsheer heeft ingediend.(2)
4. Het tweede middel klaagt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte het overhemd van [betrokkene 1] opzettelijk en wederrechtelijk met haar nagels heeft kapotgescheurd.
5. Het middel gaat eraan voorbij dat de gebezigde bewijsmiddelen niet alleen inhouden dat verdachte het overhemd van [betrokkene 1] heeft vastgepakt maar ook dat zij aan dat overhemd heeft getrokken en dat het overhemd scheurde doordat haar nagels in zijn overhemd bleven haken alsmede dat zij volgens haar eigen verklaring het overhemd van [betrokkene 1] heeft vernield. In louter de proceshouding van verdachte heeft het Hof geen aanwijzing behoeven te zien dat verdachte niet wederrechtelijk handelde toen zij [betrokkene 1]' overhemd vernielde. Voorts in aanmerking genomen dat het vernielen van andermans eigendommen in beginsel wederrechtelijk is betekent een en ander dat het bewezenverklaarde uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
6. In de toelichting op het middel wordt terecht opgemerkt dat verdachte in eerste aanleg niet met zoveel woorden heeft verklaard dat zij 'opzettelijk' het overhemd van [betrokkene 1] heeft vastgepakt en daaraan getrokken. Omdat in vastpakken van iets en trekken aan iets het opzet op dat vastpakken en trekken besloten ligt heeft het Hof aan de in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte geen andere betekenis gegeven door daaraan toe te voegen 'opzettelijk'.
7. Het middel faalt.
8. De middelen kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Het schriftelijke verzoek van verdachtes raadsman d.d. 1 augustus 2011 is eerst na een termijn van zestig dagen na toezending van de processtukken aan verdachtes toenmalige raadsman (op 10 mei 2011) ingediend.
2 HR 27 januari 2009, LJN BG4245, NJ 2009, 148, m.nt. M.J. Borgers, rov. 3.2.