1 Mijn feitenweergave is ontleend aan de rov. 3.2.1 - 3.2.6 van het in cassatie bestreden arrest, maar de lezer zij gewaarschuwd dat ik mij daarbij enige vrijheid heb gepermitteerd - uiteraard, naar ik meen, zonder dat op een onverantwoorde wijze te doen.
2 Afhankelijk van de bron die men raadpleegt, zouden er in Nederland al sinds 1904 dan wel 1909 systemen voor de handhaving van boekenprijzen van toepassing zijn.
3 Ik noem, uit vele: de "Commission communication to the Council on the creation of a Community framework system for bookprices" van 29 mei 1985 (COM(85) 258 final); de publicatie van de Europese Commissie van 3 augustus 1989 "Books and reading: a cultural challenge for Europe" (COM(89) 258 final), p. 15 - 17; Resoluties van het Europese Parlement van 16 mei 2002, Pb EG 2003 C 180 E, p. 476 - 477, 16 december 1999, Pb EG 2000 C 296, p. 210 - 211, 12 maart 1987, Pb EG 1987 C 99, p. 172 - 173 en 13 februari 1981, Pb EG 1981 C 50 p. 103 - 104, telkens met aansporingen aan de Europese Commissie om het probleem aan te pakken; en de Ontwerp-Resolutie van de Europese Raad van Ministers van 17 november 2000, nr. 13343/00, van min of meer overeenkomstige strekking (er is op dit ontwerp op 16 januari 2001 een (definitieve) resolutie gevolgd (document nr. 5337/01), maar de tekst daarvan is niet via de website van de Raad toegankelijk).
De rechtspraak van het Hof van Justitie, aanvangend in 1985, geeft er eveneens blijk van dat naar initiatieven van de Europese Commissie wordt uitgezien - en dat zo lang die uitblijven, geen ingrijpen in de status quo aangewezen is; zie nader voetnoot 17.
4 Wet van 9 november 2004, S. 600, volgens art. 31 van die Wet aan te halen als: Wet op de vaste boekenprijs; maar door mij, in navolging van wat in de eerdere instanties is gedaan, te citeren als de Wvbp.
Het betreft hier een op initiatief van (leden van) de Tweede Kamer aangenomen wet.
5 Voor boeken zou de korting in de orde van grootte van 3,5% zijn, zie alinea 108 van de inleidende dagvaarding (nader toegelicht op de vijfde (ongenummerde) bladzij van de op 8 december 2009 namens SplinQ genomen akte). Naar ik meen, wordt het hier gestelde percentage van de kant van het Commissariaat niet weersproken.
6 In de stukken vaak als "cashback-systeem" aangeduid.
7 SplinQ heeft ook de bestuursrechtelijke rechtsgang gevolgd, maar werd daar geconfronteerd met niet-ontvankelijkheid, zie ABRvS 27 oktober 2010, rechtspraak.nl LJN BO1845.
8 Het hof wees op 14 juni 2011 arrest. Er is op 14 februari 2012 een "verbeteringsarrest" op de voet van art. 31 Rv. gewezen. Wat daarbij is gebeurd, speelt in cassatie geen rol.
9 Bij dagvaarding van 8 september 2011. Het bestreden arrest is, zoals zo-even al bleek, van 14 juni 2011.
10 Over die privaatrechtelijke regeling is onder andere geoordeeld in HR 22 december 1995, NJ 1997, 118 m.nt. Slot en HR 18 mei 1979, NJ 1979, 480 m.nt. LWH. Ik meen dat de toen spelende vragen voor het thans aan de orde zijnde geschil niet van wezenlijk belang zijn.
11 Dat de wet deze bedoeling heeft, is vaak in de Parlementaire geschiedenis gezegd. Ik noem als voorbeelden Kamerstukken II 2003 - 2004 28 652, nr. 9 (de gewijzigde Memorie van Toelichting), par. 1, aanhef en par. 4; Kamerstukken II 2003 - 2004, 28 652, nr. 11 (Nota n.a.l.v. het Verslag), par. 2, par. 3 (p. 4) en p. 16.
12 Zie ook daarvoor de in de vorige noot aangehaalde plaatsen uit de gewijzigde Memorie van Toelichting, par. 4 en uit de Nota n.a.l.v. het Verslag.
13 Juist voor handelaren geldt intussen dat het feit dat zij een "breed" assortiment voeren dat ook niet-courant werk omvat, hun onderneming voor klanten aantrekkelijk(er) maakt. Ook uit dien hoofde heeft de boekverkoper een "incentive" om ook minder courant werk in zijn assortiment op te nemen.
14 Mij zijn geen bronnen opgevallen waarin andere vormen van prijsbinding worden verdedigd.
15 Daaronder bijvoorbeeld de Richtsnoeren inzake verticale beperkingen van de Europese Commissie van mei 2010, Pb. EU 2010 C 130, par. 225; Van Doorn, M&M 2010, p. 100 e.v.; Annotatie Lugard bij Leegin vs. PSKS, M&M 2007, p. 156 e.v.
16 Zie voor een uitgesproken kritische benadering Mok, Ondernemingsrecht 2003, p. 4 e.v. Zie ook het in voetnoot 10 al aangehaalde arrest HR 22 december 1995, NJ 1997, 118 m.nt. Slot.
17 Daarbij komt in het bijzonder betekenis toe aan het feit dat het HvJ EG in twee arresten heeft geoordeeld dat de destijds in Frankrijk geldende systemen die in een vaste boekenprijs voorzagen, althans zolang de Europese Commissie het vraagstuk nog niet nader tot een oplossing had gebracht, geen bezwaar uit een oogpunt van EG-recht opriepen - behalve voor zover daardoor de import van boeken uit andere Lid-Staten werd "geraakt", HvJ EG 3 oktober 2000, NJ 2001, 194, rechtspraak.nl LJN AB8538, rov. 24; HvJ EG 10 januari 1985, NJ 1987, 16 m.nt. MRM, rechtspraak.nl LJN AC1219, rov. 18 - 20.
18 Hierna zal blijken dat ik, ook met dit uitgangspunt voor ogen, geen gronden zie waarop deze zaak (alsnog) in het nadeel van SplinQ beslist zou moeten worden. Dat zo zijnde, behoeft de vraag óf de Wvbp in enig opzicht met Europees recht botst, niet nader te worden onderzocht: voor de beslissing in de zaak is een antwoord op die vraag dan niet nodig.
19 De prijs wordt immers door de uitgever vastgesteld. Dat laat uitgevers vrij, ervoor te kiezen om met scherpe prijzen (met andere uitgevers) te concurreren. De Wvbp houdt geen instrumenten in die hiertegen kunnen worden ingezet. Het lijkt mij duidelijk dat de wet daar ook niet op gericht is.
20 Ik herinner weer aan de passages uit Kamerstukken II 2003 - 2004, 28 652 nr. 11, par. 4 en p. 16.
21 Ik denk dat het hof ervan uit is gegaan dat het voor risico komt van het Commissariaat, als de partij die zou moeten aanvoeren dat er wél van met de doeleinden van de Wvbp strijdige gevolgen sprake is (en dat daarom extensieve uitleg van de regels van die wet hier in aanmerking komt), wanneer aan de rechter niet aannemelijk kan worden gemaakt dat zulke gevolgen er zijn. Dat uitgangspunt lijkt mij juist; en daarover wordt in cassatie niet geklaagd.