ECLI:NL:PHR:2012:BX9799
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatie over alimentatieverplichtingen en toerekening van betalingen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw over de betaling van partneralimentatie. De partijen zijn op 30 augustus 1996 met elkaar gehuwd en zijn gescheiden van tafel en bed bij beschikking van de rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2004, welke op 11 maart 2005 is ingeschreven. De rechtbank had in 2004 een alimentatie van € 1.000,- per maand vastgesteld, maar na hoger beroep hebben partijen overeenstemming bereikt over de alimentatie. De man heeft in 2008 de vrouw gedagvaard en gevorderd dat hij al een bedrag van € 33.827,95 aan alimentatie heeft voldaan. De vrouw heeft dit betwist en verzocht om een verklaring dat de man onterecht is verrijkt.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in zijn arrest van 12 juli 2011 geoordeeld dat de man aan de vrouw al een bedrag van € 18.000,- aan partneralimentatie heeft voldaan. De vrouw heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het hof ten onrechte haar aanbod tot tegenbewijs heeft gepasseerd. De vrouw stelt dat de man druk op haar heeft uitgeoefend en dat de kwitantie voor de alimentatie niet in overeenstemming is met de werkelijkheid.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 december 2012 geoordeeld dat het hof terecht heeft vastgesteld dat de vrouw niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter kan eisen dat een partij die tegenbewijs aanbiedt, voldoende feiten en omstandigheden moet stellen die tot een ander oordeel kunnen leiden. Het hof heeft bovendien geoordeeld dat de alimentatieverplichting als de meest bezwarende verbintenis moet worden beschouwd, wat betekent dat de man het meeste belang heeft bij de voldoening van deze schuld. De Hoge Raad heeft de cassatieberoep verworpen, waarmee het oordeel van het hof in stand blijft.