ECLI:NL:PHR:2012:BY2271
Parket bij de Hoge Raad
- M. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor belastingfraude en valsheid in geschrift
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een verdachte die door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch was veroordeeld voor belastingfraude en valsheid in geschrift. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften over een periode van meerdere jaren, waarbij hij opzettelijk te lage bedragen aan omzetbelasting had opgegeven. Daarnaast werd hem verweten dat hij samen met verschillende vennootschappen valse facturen had opgemaakt, die bestemd waren om als bewijs te dienen voor niet-bestaande transacties.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig had geacht, maar deze toch voor het bewijs had gebruikt. Dit leidde tot de vraag of het gebruik van deze verklaringen in strijd was met de eisen van een goede procesorde. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet aannemelijk had gemaakt dat de verdachte niet voor zichzelf maar namens een ander had gekocht, en dat de verklaringen van de verdachte niet als bewijs konden worden aangemerkt.
De Hoge Raad heeft ook de strafoplegging beoordeeld. De eerste rechter had een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf van 2 jaar en 11 maanden geëist. Het Hof had uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De Hoge Raad oordeelde dat de opgelegde straf niet in verhouding stond tot de feiten en dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde straf diende te worden verminderd.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het bestreden arrest diende te worden vernietigd voor wat betreft de opgelegde straf, maar dat het beroep voor het overige moest worden verworpen.