AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Ontvankelijkheid cassatieberoep en verschoningsrecht in beslaggenomen digitale bestanden
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van klager tegen een beschikking van de Rechtbank te Arnhem, die als tussenbeschikking is aangeduid. De Rechtbank had op 21 december 2012 het klaagschrift van klager ongegrond verklaard met betrekking tot de inbeslagname van stukken onder matternummer 70075299, maar het onderzoek heropend voor stukken onder matternummer 70072463. Klager heeft cassatie ingesteld, waarbij de vraag aan de orde is of hij ontvankelijk is in zijn beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank de beschikking ten aanzien van matternummer 70075299 als eindbeslissing moet beschouwen, waardoor klager in dat deel van zijn beroep kan worden ontvangen. Echter, voor de beslissingen met betrekking tot matternummer 70072463 kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen, omdat deze als tussenbeschikking zijn aangemerkt, waartegen geen cassatieberoep openstaat.
Daarnaast wordt het verschoningsrecht van klager besproken. De Hoge Raad herhaalt eerdere overwegingen en concludeert dat het oordeel van de Rechtbank dat klager geen beroep kan doen op een (afgeleid) verschoningsrecht, onjuist is. De Rechtbank heeft niet voldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat de inbeslaggenomen stukken onder het verschoningsrecht vallen, omdat deze mogelijk vertrouwelijke informatie bevatten die aan klager is toevertrouwd in zijn hoedanigheid als fiscalist. De Hoge Raad benadrukt dat het verschoningsrecht ook van toepassing kan zijn op informatie die door een advocaat is verstrekt aan zijn medewerkers, mits deze informatie vertrouwelijk is. De zaak wordt terugverwezen naar de Rechtbank voor een nadere beoordeling van de inbeslaggenomen stukken en de toepassing van het verschoningsrecht.
Voetnoten
1.Deze zaak hangt samen met de zaken tegen [klaagster 2] (13/00535 B), [klaagster 6] (13/00542 B), [klager 8] (13/00544 B), [klaagster 7] (13/00543 B), [klager 11] (13/00547 B), [klager 5] (13/00541 B), [klager 10] (13/00546 B), [klager 3] (13/00536 B), [klaagster 4] (13/00537 B) en [klaagster 1] (13/00338 B), in welke zaken ik vandaag eveneens concludeer.
2.HR 4 oktober 2011, LJN BT2190. Vgl. HR 20 januari 1987, LJN AC9669, NJ 1987/892.
3.Vgl. HR 13 oktober 2009, LJN BJ6964, NJ 2009/585.
4.Vgl. HR 4 juni 2013, LJN BZ0004, waarin de Rechtbank voor de laatste weg koos.
5.Merkwaardig genoeg bepaalt art. 125i Sv dat art. 98 van overeenkomstige toepassing is op de doorzoeking ter vastlegging van gegevens. Dat is wat dubbelop. Vgl. F. Vellinga-Schootstra, ‘Het medisch verschoningsrecht in strafzaken’,
6.Art. 125l Sv is geplaatst in de Zevende Afdeling (van Titel IV van Boek I), die als opschrift draagt: “Doorzoeking ter vastlegging van gegevens”.
7.Kamerstukken II 1989/90, 21 551, nr. 3 (MvT), p. 28.
8.Zie over de onzekere betekenis van deze termen de conclusie die voorafging aan HR 17 januari 2012, LJN BU2046, NJ 2012/67. Zo lijkt de wettelijke terminologie (“kennisneming en gebruik”) beklag over de vastlegging van de gegevens als zodanig (de digitale “inbeslagneming”) uit te sluiten.
9.Vgl. HR 19 mei 2009, LJN BH7284, NJ 2009/443, waarin de Hoge Raad oordeelde dat in het algemeen niet “vereist” is dat de Deken bij de nadere selectie (door de rechter-commissaris) aanwezig is. Wat niet vereist is, is wel toegestaan. Zie in dit verband HR 20 februari 2007, LJN AZ3564, NJ 2008/113, waarin de Hoge Raad (in een geval waarin geen sprake was van zeer uitzonderlijke omstandigheden) oordeelde dat art. 125l Sv van toepassing is op onderzoek van inbeslaggenomen computers. In deze zaak was van belang dat de Rechtbank de eerbiediging van het verschoningsrecht voldoende gewaarborgd achtte omdat het onderzoek zou geschieden onder nadere afspraken tussen de officier van justitie, klager en diens raadsman en de Deken van de Orde van Advocaten.
10.p. 4.
11.p. 8/9.
12.p. 10.
13.HR 12 februari 2002, LJN AD4402, NJ 2002/440 m.nt. Y. Buruma.
14.Vgl. HR 2 maart 2010, LJN BJ9262, NJ 2010/144; HR 4 juni 2013, LJN BZ0004.
15.HR 20 februari 2007, LJN AZ3564, NJ 2008/113.