ECLI:NL:PHR:2013:1213
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Knigge
- Rechtspraak.nl
Beslag en beklag in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedrag en goederen
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure ex artikel 552a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreffende de inbeslagneming van een geldbedrag van € 308.925, twee blokken goud en twee merkhorloges. De klager, die in deze procedure optreedt tegen de beslissing van de Rechtbank te Rotterdam, heeft cassatieberoep ingesteld tegen de beschikking van 4 november 2010, waarin zijn beklag ongegrond werd verklaard. De Rechtbank heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen voorwerpen in een strafzaak tegen de beslagene, aangeduid als [betrokkene 1], bij arrest van het Hof verbeurd zijn verklaard. De klager stelt dat er geen proces-verbaal is opgemaakt van de behandeling van zijn klaagschrift in de meervoudige raadkamer van de Rechtbank op 8 oktober 2010, wat hij aanvoert als middel van cassatie.
De Hoge Raad heeft in zijn conclusie van 23 april 2013 geoordeeld dat de klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. De Rechtbank heeft in haar beschikking geoordeeld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de rechter in de strafzaak tegen de beslagene tot verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag zou beslissen. Dit oordeel werd ondersteund door het feit dat de Rechtbank op dezelfde datum als de beschikking vonnis had gewezen in de strafzaak tegen de beslagene, waarbij de verbeurdverklaring van het geldbedrag als bijkomende straf was opgelegd. De Hoge Raad bevestigt dat de beslissing van de strafrechter over de verbeurdverklaring van het geldbedrag van invloed is op het klaagschrift van de klager, en dat er geen andere beslissing meer kan volgen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft navraag gedaan bij de griffie van de Rechtbank te Rotterdam, waaruit bleek dat het verbeurdverklaarde geldbedrag het gehele bedrag betreft waarop het beklag betrekking heeft. De Hoge Raad concludeert dat de klager in zijn beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de beslissing van de strafrechter over de verbeurdverklaring van het geldbedrag de uitkomst van het klaagschrift beïnvloedt.