Conclusie
1.De feiten en het procesverloop
still" (één stilstaand beeld) uit de NPS-documentaire.
- a) Hoewel de foto bij het artikel in Het Parool geen details van het privé-leven van [verweerder] bevat, de zeggingskracht van het artikel versterkt en op zichzelf relevant is, is met de publicatie van de beeltenis van het gezicht van [verweerder] bij het artikel inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [verweerder], nu deze volgens het artikel wordt verdacht van een (zeer ernstig) strafbaar feit. Deze inbreuk is, afgewogen tegen de vrijheid van meningsuiting van Het Parool, onrechtmatig jegens [verweerder]. Zonder wezenlijk afbreuk te doen aan de zeggingskracht van het artikel had Het Parool een minder herkenbaar portret van [verweerder] kunnen publiceren, bijvoorbeeld door het plaatsen van een balkje over de ogen. (rov. 3.11)
- b) De omstandigheid dat [verweerder] in 2007 actief heeft meegewerkt aan een televisiedocumentaire, die tot eind 2009 op internet viel te bekijken, rechtvaardigt niet het plaatsen van een herkenbaar portret bij een artikel over die documentaire en de aanstaande strafzaak. Door zijn medewerking aan die documentaire (en aan de op YouTube geplaatste rapclip) is [verweerder] niet een zodanig publieke figuur geworden dat hij moet dulden dat zijn herkenbare portret bij een artikel in een landelijk dagblad en op de website van dit dagblad verschijnt, zulks te minder nu hij daardoor in verband wordt gebracht met een (zeer ernstig) strafbaar feit. De vrijheid die Het Parool in beginsel heeft naar eigen inzicht een nieuwsfeit onder de aandacht van het publiek te brengen, gaat niet zover dat het haar in de omstandigheden van deze zaak vrijstond een herkenbaar portret van [verweerder] bij het artikel te plaatsen. (rov. 3.12)
- c) Gezien het voorgaande dient het recht van [verweerder] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer zwaarder te wegen dan het recht van Het Parool op vrijheid van meningsuiting. (rov. 3.13)
- d) [verweerder] is door het plaatsen van diens herkenbare portret bij het desbetreffende artikel in zijn persoon aangetast. Dit rechtvaardigt een immateriële schadevergoeding, die billijkheidshalve dient te worden vastgesteld op € 1.500,=.
2.Bespreking van het principaal cassatiemiddel
Axel Springer tegen Duitsland en Von Hannover tegen Duitsland II).
fair balance”. In deze gevallen is de afweging daardoor nog gecompliceerder dan zij toch al is in andere gevallen. Het is zeker niet zo dat bij een strafrechtelijke verdenking publicatie van een reeds eerder bekende (herkenbare) foto van de verdachte in beginsel is geoorloofd. [8]
Axel Springer. Ik wijs erop dat die passage betrekking heeft op de concrete afweging in die zaak en niet op de eerder door het Hof vermelde uitgangspunten (
General principles) in rov. 78-95. Uitgangspunt is dat het portretrecht een wezenlijk onderdeel is van het recht op privacy (zie
Von Hannover tegen Duitsland II, rov. 95-96 en de noot van Dommering onder 5). Publicatie van een foto zonder toestemming van de betrokkene is in beginsel onrechtmatig als inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer. De aan art. 8 EVRM te ontlenen bescherming gaat verder dan die van art. 21 Auteurswet (zie de voormelde noot van Dommering, onder 7).
Mitkusen
Khuzinheeft overwogen dat (in beginsel) de informatieve waarde van de publicatie van een foto van een verdachte in het kader van de berichtgeving over een strafproces minder zwaar weegt dan diens privacy:
details of his private life”;
nieuwefoto’s mogen worden gepubliceerd van de geportretteerde. [34]
3.Bespreking van het voorwaardelijk incidenteel middel
details of his private life”bevatten. Daarmee heeft het hof gerespondeerd op een door Het Parool gevoerd verweer in de memorie van antwoord onder 22. Ik ben het eens met de opsteller van de s.t. van Het Parool dat het hof hiermee niet meer heeft willen uitdrukken dan dat de foto “neutraal” is in die zin dat daarmee niet meer te zien is dan [verweerder] “zoals hij eruitziet”. Dit is een feitelijke vaststelling.
details of private life”bevat. Uit de eerder aangehaalde rechtspraak van het EHRM [36] valt af te leiden dat hiermee bedoeld is dat een foto bepaalde gegevens over het leven of de levenswijze van iemand (zijn vakantie, zijn huwelijk, zijn relaties) onthult. Het onderdeel gaat dus uit van een onjuiste rechtsopvatting.