ECLI:NL:PHR:2013:537
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Knigge
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot ontzegging van motorrijtuigen bij overtreding Wegenverkeerswet
In deze zaak heeft het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, op 23 juni 2011 de verdachte veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte kreeg een geldboete van €450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis, en een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Daarnaast werd de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tegen deze uitspraak is cassatieberoep ingesteld door de advocaat van de verdachte, mr. A.W. Syrier, die twee middelen van cassatie heeft voorgesteld.
Het eerste middel klaagt dat het Hof zonder opgaaf van redenen is afgeweken van het standpunt van de verdediging dat een minder zware straf passend zou zijn. De raadsvrouw van de verdachte had tijdens de zitting in hoger beroep betoogd dat de opgelegde straf te hoog was en verwees naar de Landelijke Oriëntatiepunten van 2009, die een lagere straf voorstelden. Het Hof heeft deze argumenten echter niet als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt opgevat, wat leidde tot de conclusie dat dit middel faalt.
Het tweede middel betreft de ontzegging van de rijbevoegdheid. De advocaat stelt dat het Hof ten onrechte deze ontzegging heeft opgelegd voor de overtreding van artikel 107 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat er geen wettelijke basis is voor het ontzeggen van de rijbevoegdheid bij deze specifieke overtreding. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het tweede middel terecht is voorgesteld, en dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen en een passende straf opleggen voor de overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet.