Conclusie
eerste middelheeft betrekking op feit 1 (parketnummer 02/810522-09). Het klaagt dat de bewezenverklaring voor wat betreft de voorbedachte raad onvoldoende met de redenen is omkleed.
3.5 Voorbedachte raad
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten - anders dan wel uit eerdere rechtspraak van de Hoge Raad wordt afgeleid - aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven (vgl. HR 28 februari 2012, LJN BR2342).
tweede middelheeft betrekking op de zaak met het oorspronkelijke parketnummer 02/610566-08. Het klaagt dat het Hof blijk heeft gegeven van een onjuiste uitleg van het strafverzwarende delictsbestanddeel “valse sleutels” omdat de verdachte naar het Hof heeft vastgesteld bevoegd was de sleutels en codes van het bedrijfspand en de kluizen van [B] B.V. te gebruiken.
derde middelheeft betrekking op de zaak met het oorspronkelijke parketnummer 02/800696-09 (schietpartij Marseille). Het middel houdt in dat de gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet kunnen dragen omdat op het gebruikte vuurwapen biologisch sporenmateriaal is aangetroffen waarvan het DNA-profiel niet overeenkomt met dat van verdachte maar met dat van [betrokkene 3].
vierde middelheeft betrekking op de feiten 1, 2 en 3 van de zaak met het oorspronkelijke parketnummer 02/800696-09 (schietpartij Marseille). Het middel klaagt over ontoereikendheid van het bewijs van voorbedachte raad.
vijfde middelheeft betrekking op feit 3 van de zaak met het oorspronkelijke parketnummer 02/800696-09 (schietpartij Marseille). Het middel klaagt over ontoereikendheid van het bewijs van het opzet op de dood van [slachtoffer 4].
2.14 Opzet op de dood