ECLI:NL:PHR:2013:85

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
19 juli 2013
Zaaknummer
12/00761
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • M. Knigge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsklacht bij diefstal met valse sleutels en poging tot diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof te Arnhem op 26 januari 2012 de verdachte veroordeeld voor diefstal, diefstal met valse sleutels en poging tot diefstal, met een gevangenisstraf van zes weken en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 186,55. De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld tegen deze uitspraak. De advocaat van de verdachte, mr. M.G. Vos, heeft een middel van cassatie voorgesteld dat zich richt tegen de motivering van het bewezenverklaarde feit van diefstal. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 oktober 2009 in Utrecht een portemonnee heeft weggenomen die toebehoorde aan een ander, maar de verdediging betwist dat de verdachte de portemonnee daadwerkelijk heeft gestolen. De bewijsmiddelen omvatten aangifte van verlies van de portemonnee door de benadeelde en camerabeelden waarop te zien is dat de verdachte met de pinpas van de benadeelde geld heeft gepind. De verdediging stelt dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte de portemonnee heeft gestolen, aangezien het enkel blijkt dat zij in het bezit was van de pinpas. De Hoge Raad concludeert dat het middel slaagt en dat er geen gronden zijn om de uitspraak ambtshalve te vernietigen. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde feit en de strafoplegging.

Conclusie

Nr. 12/00761
Zitting: 14 mei 2013
Mr. Knigge
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 26 januari 2012 verdachte wegens 1. “diefstal”, 2. “diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels” en 3. “poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 186,55 en aan verdachte voor dat bedrag een betalingsverplichting opgelegd. Het Hof heeft tevens de vordering van de officier van justitie strekkende tot ten uitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie afgewezen.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht, een middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel
4.1. Het middel keert zich tegen de motivering van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
4.2. Ten laste van verdachte heeft het Hof onder 1 bewezenverklaard dat:
“zij op 13 oktober 2009 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met een pinpas en/of andere inhoud), toebehorende aan [betrokkene].”
4.3. Het middel behelst de klacht dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte de portemonnee met pinpas heeft gestolen.
4.4. De bewijsmiddelen houden in dat [betrokkene] op 13 oktober 2009 haar pinpas is kwijtgeraakt, dat zij op 26 oktober 2009 aangifte heeft gedaan van het verlies van haar portemonnee met daarin een Rabobank pinpas, dat zij aangifte heeft gedaan van diefstal van een bedrag van in totaal 750 euro en dat op 13 oktober 2009 met haar pinpas een bedrag van in totaal 750 euro is gepind bij een geldautomaat van de Rabobank te Utrecht. Op camerabeelden van de bewuste geldautomaat is te zien dat een vrouw met de pinpas van [betrokkene] een bedrag van in totaal 750 euro pint. De vrouw die op deze beelden te zien is, wordt herkend als zijnde verdachte.
4.5. Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte de portemonnee van [betrokkene] heeft gestolen. Uit het feit dat verdachte in het bezit was van de pinpas volgt immers niet dat zij de portemonnee heeft gestolen. Uit de bewijsmiddelen kan zelfs niet worden afgeleid dat de portemonnee gestolen is. De verklaring van aangeefster houdt slechts in dat zij de portemonnee met pinpas is kwijtgeraakt. Het Hof heeft met betrekking tot de strafoplegging weliswaar overwogen dat verdachte een gesprek is aangegaan met aangeefster en dat zij tijdens dit gesprek op slinkse wijze de portemonnee met pinpas heeft gestolen, maar uit de bewijsmiddelen volgt dit niet.
5. Het middel slaagt.
6. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit en de strafoplegging en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG