Conclusie
eerste middelkomt op tegen de verwerping van het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal omdat geen bevel ex art. 126m Sv afgegeven had mogen worden.
Antecedenten [medeverdachte 1] / [medeverdachte 2]:
Op 20 april 2004 is door de OvJ van het arrondissement Zwolle Lelystad aan verdachte [medeverdachte 2] een transactie aangeboden van 200 euro ter zake artikel 13 lid 1 onder a van de Flora- en faunawet. Op 21 januari 2005 is door de economische politierechter te ’s-Hertogenbosch [medeverdachte 2] veroordeeld ter zake overtreding van artikel 13 lid 1 onder a van de Flora- en faunawet tot een geldboete van 650 euro waarvan 325 euro voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Op 24 maart 2005 heeft de OvJ te 's-Hertogenbosch verdachte [medeverdachte 2] een transactie aangeboden van 500 euro ter zake het overtreden van artikel 13 lid 1 onder a van de Flora en faunawet.
Op 17 oktober 2006 is verdachte [medeverdachte 2] door het Functioneel Parket gedagvaard ter zake overtreding van artikel 13 lid 1 onder a van de Flora- en faunawet. Hiervoor is de verdachte [medeverdachte 2] veroordeeld voor een geldboete van € 1200,- waarvan € 600,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar."
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het onder C.3 weergegevene van feiten en omstandigheden waaruit ten aanzien van verdachte een redelijk vermoeden van schuld aan het zich (wederom) schuldig maken aan het opzettelijk overtreden van artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet voortvloeit. Gelet op artikel la, onder 1°, juncto artikel 2, eerste lid, en artikel 6, eerste lid, onder 1°, van de Wet op de economische delicten was derhalve sprake van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Ingevolge artikel 126m, eerste en vijfde lid, Sv moet in dit verband ook de vraag worden beantwoord of dit misdrijf, als omschreven in artikel 67, eerste lid, gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. In de memorie van toelichting bij de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden wordt ter zake van het begrip 'ernstige inbreuk op de rechtsorde', de navolgende toelichting gegeven:
Gelet op de memorie van toelichting bij de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden kunnen ook omvangrijke milieudelicten een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. Overtreding van artikel 13 van de Flora- en faunawet kan - afhankelijk van de omvang ervan - evenals het geval is bij (andere) milieudelicten, de ecologische leefomgeving aantasten of bedreigen. De Flora- en faunawet regelt de bescherming en instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten, ingegeven door overwegingen van natuurbescherming. Daarbij staat instandhouding van de soort voorop door, met het oogmerk van instandhouding van de soort, aanslagen op dieren, zoals het vangen of doden, te voorkomen. Handelingen, zoals het jagen of het verhandelen van dieren, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de instandhouding en de ontwikkeling van de soort niet wordt aangetast. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van zodanige handelingen spelen in dat verband bijvoorbeeld de opbouw in leeftijdsklassen, de geslachtsverhouding bij dieren en de verspreiding van de populaties een rol. De handeling zal de duurzaamheid van de populatie of het ecosysteem waarvan het planten- of diersoort deel uitmaakt, niet mogen aantasten. Dit is tevens het uitgangspunt voor het verlenen van vrijstellingen en ontheffingen. Overtreding van artikel 13 van de Flora- en faunawet kan aldus - zeker wanneer zij op grote schaal plaatsvindt - milieuschade opleveren doordat de instandhouding van de planten- of dierensoort en daarmee het ecosysteem waar de soort deel van uitmaakt wordt verstoord. Zij kan in zoverre, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, evenals andere milieudelicten een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.
C.7
Het hof overweegt tegen de achtergrond van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voorts dat het belang van het in stand houden van beschermde diersoorten de inzet van dwangmiddelen zoals het opnemen van telecommunicatie rechtvaardigt. In aanmerking genomen het doel van het opnemen van telefoongesprekken zoals dat blijkt uit voormeld proces-verbaal aanvraag, te weten: het inzicht krijgen in de (criminele) contacten van en met verdachte die betrekking hebben op het feit waarvan verdachte werd verdacht, vorderde het onderzoek derhalve dringend de inzet van de onderhavige opsporingsbevoegdheid.
C.9
C.10
tweede middelhoudt in dat het hof heeft nagelaten te responderen op het verzoek tot een second opinion naar de soort en de leeftijd van de inbeslaggenomen mierenpoppen.
Een nader onderzoek vindt de rechtbank niet onnodig. Voor zover geen nader onderzoek nodig is moet vrijspraak volgen. Heeft de rechtbank nu niet gemakshalve geïndiceerd dat geen nader onderzoek nodig was, omdat de miereneieren vernietigd zijn? Een second opinion is dus niet meer mogelijk.
Cliënt is er zeker van dat hij dezelfde eieren heeft gehad als [betrokkene 2] had. De eieren bij [betrokkene 2] zijn met DNA (vergelijkend) onderzocht (met DNA merker). De conclusie uit dit beperkte DNA onderzoek is geweest dat de eieren niet van beschermde mieren afkwamen. Het gaat beslist om dezelfde eieren. Waarom is dan bi de miereneieren van [medeverdachte 1] geen nader, vergelijkend dna-onderzoek gedaan? Dat is een kardinale vraag. Als dat wel was gedaan, dan was gebleken, voor zover de eieren nog beschikbaar waren, dat het om exact dezelfde miereneieren gaat.
second opinionblijft noodzakelijk.”
derde middelhoudt in dat het hof heeft verzuimd in te gaan op het verweer dat de twee kneuen wel goed geringd waren en derhalve niet illegaal.
vierde middelklaagt erover dat het hof niet heeft gerespondeerd op het aangevoerde ten aanzien van de ringmaat van de boomleeuwerik.
Thans zou de boomleeuwerik op grond van artikel 5 juncto de bijlage bij de Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens moeten zijn voorzien van een in Nederland afgegeven gesloten pootring met een maximale diameter van 3,2 millimeter, tenzij aannemelijk kan worden gemaakt dat een grotere diameter in verband met de dikte van de poot noodzakelijk is.
"Op grond van artikel 5 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en artikel 12 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten geldt een aantal vrijstellingen van onder meer het verbod op het onder zich hebben van in gevangenschap geboren en gefokte vogels.
Omdat lastig controleerbaar is of een vogel gefokt is, dan wel in het wild is gevangen, is aan de vrijstellingen de voorwaarde verbonden dat de vogel - buiten enkele specifieke situaties - voorzien moet zijn van een naadloos gesloten pootring. De regeling voorziet in technische eisen waaraan gesloten pootringen moeten voldoen en nadere regels over de aanvraag, afgifte, kosten en het gebruik van in Nederland uit te reiken gesloten pootringen. Met de regeling is beoogd om een systeem te creëren dat waarborgt dat naadloos gesloten pootringen uitsluitend worden aangebracht op vogels die daadwerkelijk in gevangenschap geboren en gefokt zijn. Dit systeem kent de volgende elementen. De bijlage bij de regeling bevat per vogelsoort voorgeschreven ringmaten. Met de wijziging van de regeling worden voorts enkele knelpunten in de praktijk opgelost. Het tweede knelpunt betreft het systeem van maximale diametermaten voor de gesloten pootringen per vogelsoort. De voorgeschreven maten zijn afgestemd op de gemiddelde dikte van de poten van gefokte vogels die pas geboren zijn. Naarmate met vogels doorgefokt wordt, worden de vogels in de regel forser en worden de poten dikker. Gelet hierop past de voorgeschreven ringmaat per vogelsoort niet altijd om de poot van een in gevangenschap gefokte vogel van deze soort. De voorziening die daarvoor in de regeling is opgenomen betreft het introduceren van de mogelijkheid voor de vogelhouders om voor het ringen van in Nederland in gevangenschap geboren en gefokte vogels gesloten pootringen te gebruiken met een diameter die groter is dan de maximale diameters die genoemd zijn in de bijlage bij de regeling. Hiertoe wordt aan artikel 5 een tweede lid toegevoegd (artikel I, onderdeel B). Op het moment dat een jonge vogel geringd moet worden en de voorgeschreven ringmaat blijkt te klein te zijn, mag een ring met een grotere diameter worden gebruikt. De houder van de vogel dient dan wel aannemelijk te kunnen maken dat het gebruik van een pootring met de in de bijlage vastgestelde maximale diameter niet mogelijk is.
Uit het hiervoor onder K.3 weergegevene volgt dat de wijziging niet voortvloeit uit een verandering van inzicht bij de wetgever omtrent de strafwaardigheid van vóór de inwerkingtreding van de wijziging gepleegde overtredingen van artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet. Derhalve wordt het recht dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde feit toegepast. Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.”
vijfde middelziet op de bewezenverklaarde Europese eekhoorn waarvan de verdediging in hoger beroep heeft gesteld dat het een Japanse eekhoorn betrof en dat de bevindingen van de deskundige Grouw op dit punt worden betwist.
zesde middelziet op het opzet van de onder 2 bewezenverklaarde valsheid in geschrift. Het bewijs daarvan zou door het hof ongenoegzaam zijn gemotiveerd. Het
zevende middelbevat een vergelijkbare klacht met betrekiing tot feit 3. Beide middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
“Vraag verbalisanten: Wat kun je zeggen over de stempel van het veterinair Center Eindhoven met als adres [b-straat 1] in Eindhoven?
Antwoord verdachte [AM: [betrokkene 5]]: Dat is niet goed. Het is een nagemaakte stempel en er bestaat geen veterinair center op het adres [b-straat 1] in Eindhoven. Ik heb ooit die stempel laten maken. Ik heb de stempel aangeschaft. Ik heb het voor een gezondheidscertificaat gebruikt om een gezondheidscertificaat authentiek te laten doen voorkomen.
Jansen of ik zette de stempel op het gezondheidscertificaat. Het was de stempel van een dierenartsenpraktijk, maar toch ook weer niet. Ik had geen dierenartsenpraktijk. De dierenartsenpraktijk bestond ook niet. Ik wist dat Jansen had gewoond in de straat die werd genoemd in de stempel. Ik was niet gerechtigd om namens de dierenartsenpraktijk een stempel te zetten op het gezondheidscertificaat. Er werd een handtekening of paraaf op het gezondheidscertificaat gezet. Ik heb op een aantal certificaten mijn handtekening gezet. Wat betreft de zendingen die ik gemaakt heb, waren de certificaten voor die zendingen bedoeld. Ik maakte dan het certificaat en zette mijn eigen handtekening of paraaf.
Als ik het gezondheidscertificaat maakte, kwam daar geen dierenarts aan te pas. Ik vulde de dieren en de aantallen in aan de hand van de factuur. Dat heb ik een paar keer gedaan. Dan printte ik he gezondheidscertificaat uit stempelde het en zette mijn handtekening erop.
Ik denk dat ik de gezondheidsverklaring heb gebruikt door deze bij de vrachtpapieren voor de export te doen. De factuur en het gezondheidscertificaat gingen naar de exporteur, de agent op Schiphol. Ik heb het gezondheidscertificaat dus gebruikt. (…)