ECLI:NL:PHR:2013:993
Parket bij de Hoge Raad
- L. Timmerman
- Rechtspraak.nl
Insolventierecht en het verbod van terugwijzing in cassatie
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van een persoon die in staat van faillissement is verklaard. De verzoeker, die in detentie zat, heeft niet gereageerd op oproepen van de rechtbank en heeft zijn verzoek tot schuldsanering niet tijdig ingediend. De rechtbank heeft op 12 oktober 2011 het faillissement uitgesproken en het verzoek tot opheffing van het faillissement op 29 januari 2013 afgewezen, omdat het verzoek niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De verzoeker heeft in hoger beroep bij het hof Arnhem-Leeuwarden geprobeerd het vonnis te vernietigen, maar het hof heeft het vonnis bekrachtigd op 8 april 2013. De verzoeker heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, waarbij hij aanvoert dat het hof ten onrechte de ontvankelijkheid van zijn verzoek niet heeft onderzocht en dat hij niet de kans heeft gekregen om in twee instanties te procederen. De Hoge Raad overweegt dat het hof de zaak niet aan zich had mogen houden, omdat de rechtbank op louter processuele gronden niet-ontvankelijk had verklaard. De Hoge Raad concludeert dat de verzoeker niet kennelijk niet-ontvankelijk is en dat het hof de zaak had moeten terugverwijzen naar de rechtbank voor inhoudelijke behandeling. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het arrest van het hof.