ECLI:NL:PHR:2013:BY1251
Parket bij de Hoge Raad
- A. W. Syrier
- O. E. de Jong
- A. H. Klip
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bewijswaardering en het verschoningsrecht van getuigen in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld voor diefstal met geweld en het wederrechtelijk ontnemen van de vrijheid van een slachtoffer. De kern van de zaak draaide om de vraag of de verklaringen van een medeverdachte, die zich op zijn verschoningsrecht had beroepen, als bewijs konden worden gebruikt. De verdediging stelde dat de mogelijkheid om de medeverdachte te ondervragen was beperkt, wat in strijd zou zijn met het recht op een eerlijk proces volgens artikel 6 van het EVRM. De Hoge Raad herhaalde dat het gebruik van een niet ter terechtzitting ondervraagde getuige niet automatisch leidt tot een schending van het recht op een eerlijk proces, mits er voldoende andere bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van de verdachte ondersteunen. In dit geval oordeelde de Hoge Raad dat de verklaringen van de medeverdachte niet het enige bewijs vormden en dat er voldoende steunbewijs was uit andere bronnen, zoals camerabeelden en getuigenverklaringen. De Hoge Raad verwierp de cassatie en bevestigde de veroordeling van de verdachte, waarbij het hof had geoordeeld dat de verklaringen van de medeverdachte betrouwbaar waren en voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van bewijs en het recht op ondervraging in strafzaken.