1 Ontleend aan rov. 2 en 3.1 van het in cassatie bestreden arrest, in verbinding met rov. 2.1 t/m 2.7 van het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 19 augustus 2009.
2 Inl. dagv., prod. 4.
3 Inl. dagv., prod 1.
4 NJF 2009, 478, IER 2010, 13, m.nt. E.J. Numann.
5 CvA, prod. G3.
6 De cassatiedagvaarding is uitgebracht op 5 oktober 2011.
7 In dit verband verwijst het middel (voetnoot 10) naar "de bij de inleiding van dit onderdeel van dit middel aangehaalde stellingen en (tegen)bewijsaanbiedingen van B&L". Gedoeld wordt blijkbaar op alinea's 5) t/m 8) en 10) t/m 12) van het middel waarin een groot aantal stellingen is weergegeven, deels zonder vermelding van de vindplaats in de gedingstukken en deels in de vorm van (uitvoerige) citaten uit de gedingstukken.
8 HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635, m.nt. CJHB.
9 In de cassatiedagvaarding onder 27 wordt verwezen naar pleitnotities onder 17. De stellingen waarnaar in voetnoot 13 worden verwezen hebben geen betrekking op dit punt.
10 Zie CvA onder 2.2-2.5, 3.3; MvA onder 7, 10, 25, 41, 59-66, 68.
11 Zie de pleitnotities namens B&L, onder 17: "GWI heeft uiteraard geen weefselkweek verkocht maar er is stek geleverd. (...) Overigens hebben de voorwaarden betrekking op weefselkweek. Daarvan is in dit geval geen sprake."
12 Vgl. HR 16 november 1990, NJ 1992, 84 m.nt. HJS en HR 20 juni 2008 (LJN: BC4959), NJ 2009, 21 m.nt. JMMM en HJS. Zie ook Ras/Hammerstein, De grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep in burgerlijke zaken (2011), nr. 29; Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nr. 104, en Snijders/Wendels, Civiel appel (2009), nrs. 162, 176 en 184. Overigens zou een verwerping van bedoelde opmerking ook kunnen worden gelezen in de constatering van het hof dat in de orderbevestigingen van Productions alle geleverde planten met een "R" waren aangeduid (zie het slot van rov. 3.9) in samenhang met het in rov. 3.9 geciteerde tweede lid van art. 13 van de algemene voorwaarden dat de "aldus beschermde rassen" door de verkoper worden aangeduid met "R" of "P".
13 Vgl. met name alinea 33 van de cassatiedagvaarding, waarin verwezen wordt naar "meerdere argumenten" die B&L tegen de door GWI bepleite uitleg zou hebben aangevoerd.
14 HR 5 november 2010 (LJN: BN6196), RvdW 2010, 1328, JBPr 2011, 6, m.nt. Tjittes.
15 MvA II, Parl. Gesch. Boek 6, p. 345 noemt in dit verband de voorzienbaarheid van de schade.
16 MvA II, Parl. Gesch. Boek 6, p. 344. Zie ook: Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 61; W.J.G. Oosterveen/N. Frenk 2011 (T&C Burgerlijk Wetboek), art. 6:98, aant. 2; Schadevergoeding (losbl.), art. 6:98 BW, aant. 28 (R.J.B. Boonekamp).
17 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 66; W.J.G. Oosterveen/N. Frenk 2011 (T&C Burgerlijk Wetboek), art. 6:98, aant. 4; Schadevergoeding (losbl.), art. 6:98 BW, aant. 30.1 (R.J.B. Boonekamp).
18 Aldus A.R. Bloembergen, Schadevergoeding bij onrechtmatige daad (1965), nrs. 21, 32, en P. Neleman, Toerekening van schade, in: BWKJ nr. 3 (1987), p. 51, vermeld in Schadevergoeding (losbl.), art. 6:98 BW, aant. 30.1 (R.J.B. Boonekamp).
19 In de cassatiedagvaarding (onder 53, laatste volzin) wordt gesteld dat GWI niet heeft geleverd. Dit is in tegenspraak met het betoog in feitelijke aanleg dat GWI de gestelde exclusiviteitsafspraak heeft geschonden door aan andere afnemers te gaan leveren (inl. dagv. onder 1; pleitnotities onder 26).
20 Vgl. W.D.H. Asser, Bewijslastverdeling (2004), nr. 23.