ECLI:NL:PHR:2013:BY6760
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordelingen in vrijwaringszaken en de gevolgen voor de hoofdzaak
In deze zaak, die betrekking heeft op proceskostenveroordelingen in vrijwaringszaken, heeft de Hoge Raad op 1 maart 2013 uitspraak gedaan. De zaak is ontstaan uit een geschil tussen eisers, aangeduid als [eiser] c.s., en verweerders, aangeduid als [verweerder] c.s., waarbij de rechtbank 's-Hertogenbosch op 12 november 2008 de vorderingen van eisers in de hoofdzaak heeft afgewezen. Tevens zijn eisers veroordeeld in de proceskosten die voor rekening van verweerders kwamen. In de vrijwaringszaak tussen verweerders en A B.V. heeft de rechtbank de vorderingen van verweerders afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. In de ondervrijwaringszaak tussen A B.V. en B B.V. zijn de vorderingen van A B.V. eveneens afgewezen, met een veroordeling in de proceskosten.
Eisers hebben tijdig beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 27 september 2011 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 oktober 2011 zijn eerdere rechtspraak herzien, waarbij het doorschuiven van proceskosten naar de eiser in de hoofdzaak niet langer als billijk werd beschouwd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de eerdere oordelen van de rechtbank en het hof niet meer blijk geven van een juiste rechtsopvatting. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat eisers, hoewel niet geheel in het ongelijk gesteld, nog steeds grotendeels in het ongelijk zijn gesteld, wat hen verplichtte om de proceskosten van het hoger beroep te vergoeden.
De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot gedeeltelijke vernietiging van het arrest van het gerechtshof en afdoening van de zaak zoals in de conclusie vermeld. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan door de bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank te vernietigen voor zover het de proceskosten betreft, maar heeft het beroep voor het overige verworpen.