ECLI:NL:PHR:2013:BY9997
Parket bij de Hoge Raad
- M. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Cassatie in beslagzaak met betrekking tot huwelijksgoederenregime en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Officier van Justitie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. De Rechtbank had op 11 mei 2011 het klaagschrift van klaagster gegrond verklaard, waarbij zij verzocht om teruggave van onder andere sieraden en een personenauto. De Officier van Justitie stelde dat het beslag dat was gelegd op deze goederen niet rechtsgeldig was, omdat het beslag in de kern zou zien op een verbintenis uit onrechtmatige daad en het openbaar ministerie geen beroep zou toekomen op de derdenwerking van artikel 1:116 BW. Dit zou betekenen dat er geen verhaal zou zijn op de goederen die toebehoren aan de echtgenote van de verdachte.
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van de Rechtbank juist is, maar dat de beschikking niet in stand kan blijven. De Hoge Raad stelt vast dat conservatoir beslag kan worden gelegd onder een derde, mits voldaan is aan de voorwaarden van artikel 94a lid 3 Sv. De Rechtbank heeft echter niet onderzocht of aan deze voorwaarden is voldaan, wat een belangrijke tekortkoming is. Het middel van de Officier van Justitie slaagt, en de Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling van het beklag.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Rechtbank om de voorwaarden voor conservatoir beslag zorgvuldig te toetsen, vooral in situaties waarin het huwelijksgoederenregime en de bescherming van derden aan de orde zijn. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop het openbaar ministerie zijn bevoegdheden uitoefent in het kader van beslaglegging en de bescherming van rechten van derden.