1 De in deze inleiding opgenomen achtergrondschets is in hoofdzaak ontleend aan A.A.J. de Gier, J. Robbe en P.J.J. van Buuren, De juridische ruimte voor 'Ruimte voor ruimte', NJB 2001, p. 2084-2090.
2 Stcrt. 2000, 55, nadien gewijzigd en per 1 april 2007 vervallen (zie Stcrt. 2007, 33).
3 Hierna zal, in verband met de ingevolge die benadering extra te bouwen woningen, ook wel van RvR-woningen worden gesproken.
4 Hof 's-Hertogenbosch 27 september 2011, LJN: BT2861, TBR 2012/48, m.nt. M.A.M. Dieperink. Het bestreden arrest is in TBR aangeduid als uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5 Zie rov. 4.3 van het bestreden arrest.
6 Prod. 1 bij de inleidende dagvaarding.
7 Prod. 2 bij de inleidende dagvaarding.
8 Rb Roermond 5 augustus 2009, LJN: BJ4026, Gst 2010, 19, m.nt. C.W.M.V.A van Alphen, TBR 2010/13, m.nt. M.A.M. Dieperink.
9 AbRvS 27 oktober 2004, LJN: AR4631, AB 2004, 431, m.nt. A.A.J. de Gier; AbRvS 9 augustus 2006, LJN: AY5885, Gst 2006, 175, m.nt. A.A.J. de Gier.
10 Prod. 7 bij de inleidende dagvaarding.
11 Prod. 2 bij de inleidende dagvaarding.
12 De overeenkomst zou volgens de ruimtelijke onderbouwing onder 3.1 bijlage 1 vormen. In het bij de ruimtelijke onderbouwing behorende overzicht van bijlagen wordt bijlage 1 echter aangeduid als "Projectgebied Jaegerweg te Melderslo". Anders dan in de schriftelijke toelichting van mr. Gelpke onder 32 betoogd, sluit die benaming echter niet uit dat bijlage 1 (mede) de overeenkomst omvat (zelf heeft paragraaf 3.1 van de ruimtelijke onderbouwing als opschrift "Beschrijving project en economische uitvoerbaarheid"), of dat die overeenkomst als andere bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing is gevoegd. Dat de overeenkomst, anders dan in de ruimtelijke onderbouwing is vermeld, niet bij de vrijstelling zou zijn gevoegd, is in de feitelijke instanties in elk geval niet aangevoerd (zie ook repliek mr. Scheltema onder 7).
13 Zie onder meer AbRvS 27 oktober 2004, LJN: AR4631, AB 2004, 431, m.nt. A.A.J. de Gier (in welke uitspraak de AbRvS het betoog verwierp dat de RvR-regeling uitsluitend een financieel aspect betreft en dat daarin geen ruimtelijke afweging besloten ligt), en AbRvS 9 augustus 2006, LJN: AY5885, Gst 2006, 175, m.nt. A.A.J. de Gier (waarin de AbRvS oordeelde dat met de litigieuze vrijstellingen waarmee toepassing werd gegeven aan de RvR-regeling, planologische winst werd gerealiseerd waaraan het college van burgemeester en wethouders meer belang mocht hechten dan aan de belangen van behoud van openheid en natuurwaarden ter plaatse); vgl. ook (met betrekking tot de goedkeuring door gedeputeerde staten van een bestemmingsplan dat voorzag in de bouw van vier RvR-woningen op een andere locatie dan die van de beëindigde varkenshouderij, op welke locatie overigens bestaande paardenhouderijactiviteiten werden voortgezet) AbRvS 31 december 2008, LJN: BG8607, AB 2009, 47, m.nt. A.A.J. de Gier.
14 HR 16 mei 1986 (Heesch/Van de Akker), LJN: AC9347, NJ 1986, 723, m.nt. MS, rov. 3.3.2.
15 HR 8 juli 2011 (Etam/Zoetermeer), LJN: BP3057, NJ 2011, 463, m.nt. M.R. Mok, AB 2011, 298, m.nt. F.J. van Ommeren en G.A. van der Veen, BR 2011, 180, m.nt. E.W.J. de Groot, JB 2011, 186, m.nt. A.M.M.M. Bots. Zie ook K.J.L. Verschoor, De bevoegdhedenovereenkomst en de formele rechtskracht, MvV 2011, p. 292-296.
16 Het subonderdeel verwijst in dit verband, naast de uitspraken genoemd in rov. 4.10 (zie ook voetnoot 9), mede naar AbRvS 31 december 2008, LJN: BG8607, AB 2009, 47, m.nt. A.A.J. de Gier, waarin de bouw van compensatiewoningen op een andere locatie dan die van de gesloopte stallen aan de orde was.
17 Zie de schriftelijke toelichting van mr. Scheltema onder 2.3.1.
18 Vgl. De Gier die in zijn noot onder 2 in AB 2009, 47 (zie voetnoot 16) opmerkt: "Door appellanten was (...) niet in het geding gebracht dat het Rvr-beleid in het streekplan onrechtmatig was, hetgeen de Afdeling in dat geval had moeten toetsen, maar (slechts) dat de uitvoering van dat beleid in het voorliggende bestemmingsplan op enkele punten op onjuiste wijze was geschied. Die kritiek kon door de Afdeling op tamelijk eenvoudige wijze van de hand worden gewezen. Interessanter zou het zijn geweest, wanneer de Afdeling het provinciale Rvr-beleid zélf aan een oordeel zou hebben onderworpen."
19 Zie de schriftelijke toelichting van mr. Scheltema onder 2.3.1.
20 HR 26 januari 1990 (Windmill), LJN: AC0965, NJ 1991, 393, m.nt. MS.
21 HR 2 mei 2003 (Nunspeet/Mulder), LJN: AF2848, NJ 2003, 485, m.nt. PCEvW.
22 HR 6 januari 2006 (Beuningen/Blankenburg), LJN: AT9056, NJ 2006, 301, m.nt. PCEvW.
23 HR 16 februari 1996 (Van Lieshout/Uden), LJN: ZC1995, AB 1996, 280, m.nt. ThGD.
24 HR 17 november 2000 (Breezand/Veere), LJN: AA8363, NJ 2001, 580, m.nt. JH.
25 HR 13 april 2001 (Polyproject/Warmond), LJN: AB1055, NJ 2001, 581, m.nt. JH, rov. 3.5.
26 HR 6 januari 2006 (Beuningen/Blankenburg), LJN: AT9056, NJ 2006, 301, m.nt. PCEvW.
27 Vgl. HR 12 december 2003 (Polyproject/Warmond II), LJN: AL8443, NJ 2005, 431, m.nt. JH, rov. 3.3; zie over het verhaal van de kosten van bevoegdheidsuitoefening (plankosten) ook P.J. Huisman, De bevoegdhedenovereenkomst (2012), p. 425-428.
28 Als reactie op het arrest Nunspeet/Mulder is bij wet van 8 juni 2005, Stb. 305, in werking getreden op 22 juni 2005, art. 49a aan de WRO toegevoegd. Die bepaling luidt:
"1. Voor zover schade die op grond van artikel 49 voor vergoeding in aanmerking zou komen, haar grondslag vindt in een besluit op een verzoek om ten behoeve van de verwezenlijking van een project bepalingen in een bestemmingsplan op te nemen of te wijzigen dan wel om vrijstelling te verlenen, anders dan bedoeld in artikel 31a of 31b, kunnen burgemeester en wethouders met de verzoeker overeenkomen dat die schade geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening komt.
2. De verzoeker die een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid heeft gesloten, is belanghebbende bij een besluit van burgemeester en wethouders op een aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 49 terzake van de wijziging van het bestemmingsplan dan wel de verlening van de vrijstelling waarom hij heeft verzocht."
29 HR 19 mei 2000 (Den Haag/Staat), LJN: AA5860, NJ 2000, 639, m.nt. ARB.
30 ArRvS 30 augustus 1985 (Rabobank Stompwijk/Zoeterwoude), LJN: AM8791, AB 1986, 243, m.nt. D.A. Lubach; zie ook AbRvS 4 augustus 1998, LJN: AH6557, JB 1998, 218, m.nt. HJS.
31 AbRvS 27 september 2006, LJN: AY8923, Gst 2007, 150, m.nt. redactie.
32 A.A.J. de Gier, J. Robbe en P.J.J. van Buuren, De juridische ruimte voor 'Ruimte voor ruimte', NJB 2001, p. 2084-2090, in het bijzonder p. 2086-2087 en p. 2089-2090; A.A.J. de Gier, J. Robbe en P.J.J. van Buuren, Advies inzake de juridische realiseringskansen van de provinciale en gemeentelijke uitvoering van de regeling 'Ruimte voor ruimte' (Universiteit Utrecht, Centrum voor Omgevingsrecht en -beleid, 2000), p. 10-11; A.A.J. de Gier, De Ruimte voor ruimteregeling, TO 2003, p. 18-22, in het bijzonder p.20-21.
33 A.A.J. de Gier, De Ruimte voor ruimteregeling, TO 2003, p. 20-21.
34 Zie voetnoot 28.
35 Zie art. 6.12 lid 2, aanhef en onder a, Wro: de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan op te stellen, als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is. Zie voorts art. 6:24 lid 1 Wro, volgens welke bepaling burgemeester en wethouders in de overeenkomst bepalingen kunnen opnemen inzake financiële bijdragen aan de grondexploitatie alsmede (op basis van een vastgestelde structuurvisie) aan ruimtelijke ontwikkelingen en inzake verrekening van planschade.
36 P.J. Huisman, De bevoegdhedenovereenkomst (2012), p. 427. Zie voorts M. Scheltema en M.W. Scheltema, Gemeenschappelijk recht (2008), p. 223.
37 Zie voor de beperkingen P.J. Huisman, De bevoegdhedenovereenkomst (2012), p. 427-428, alsmede M. Scheltema en M.W. Scheltema, Gemeenschappelijk recht (2008), p. 223-227.
38 Kamerstukken II 2005/06, 30 218, nr. 6, p. 11.
39 M.A.M. Dieperink betoogt in haar noot bij het bestreden arrest in TBR 2012/48 dat art. 6.24, eerste lid, onder a, Wro het hof waarschijnlijk niet tot een ander oordeel zou hebben geleid. Zie voorts M.A.M. Dieperink, Verhandelbare ontwikkelingsrechten (2009), p. 57-63.
40 Zie in dit verband ook de kennelijk aan de bestuursovereenkomst met de Provincie ontleende definitie van het begrip Normvergoeding, zoals opgenomen in het hiervóór (onder 2.2) geciteerde art. 1 van de overeenkomst met [verweerder]: "het totaal van alle sloopvergoedingen van alle gemeenten samen, gedeeld door 1/1000 van het totale aantal te slopen m2 van alle gemeenten samen". De normvergoeding reflecteert kennelijk het op provinciaal niveau ("alle gemeenten") berekende gemiddelde van de sloopkosten van 1.000 m2 stalruimte.
41 HR 3 april 1998, LJN: AN5655, AB 1998, 241, m.nt. ThGD, rov. 3.3.2.
42 Proces-verbaal, p. 2