ECLI:NL:PHR:2013:BZ6516

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/02499
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Knigge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek door ontbrekende pleitnota in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Gravenhage op 1 april 2011 een verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 375,-, subsidiair zeven dagen jeugddetentie, wegens het rijden zonder verzekering. Tegen deze uitspraak is cassatieberoep ingesteld door de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.P. Wesselink-van Dijk en mr. M. Tiebosch. In de cassatieprocedure zijn twee middelen van cassatie ingediend. Het eerste middel betreft de niet-opname van een getuigenverklaring door het Hof, die volgens de verdediging van belang was voor het bewijs. Het Hof heeft deze verklaring echter niet als bewijsmiddel gebruikt, maar enkel ter beoordeling van de betrouwbaarheid van een proces-verbaal van de politie. Dit middel faalt, omdat het Hof de verklaring niet voor bewijs heeft aangewend.

Het tweede middel betreft de ontbrekende pleitnota in hoger beroep. De raadsvrouwe heeft tijdig verzocht om de pleitnota op te vragen, maar deze kon niet worden aangetroffen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het ontbreken van de pleitnota zozeer in strijd is met een behoorlijke procesorde dat dit leidt tot nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak. Dit verzuim is onherstelbaar, waardoor de Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd.

De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak moet vernietigen en een beslissing moet nemen op basis van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering, zoals hij gepast acht.

Conclusie

Nr. 11/02499
Mr. Knigge
Zitting: 12 februari 2013
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij arrest van 1 april 2011 verdachte wegens "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot een geldboete van € 375,-, subsidiair zeven dagen jeugddetentie.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte hebben mr. C.P. Wesselink-van Dijk en mr. M. Tiebosch, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur en aanvullende schriftuur in totaal twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het bij schriftuur ingediende middel
4.1. Het middel klaagt dat het Hof een voor het bewijs redengevend geachte getuigenverklaring niet bij de bewijsmiddelen heeft opgenomen.
4.2. Het middel ziet op de verklaring die [betrokkene 1] ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd. Het middel faalt reeds omdat het Hof deze verklaring niet voor het bewijs heeft gebezigd, maar heeft gebruikt bij zijn oordeel over de betrouwbaarheid van een proces-verbaal van politie dat het Hof wel (als bewijsmiddel 1) tot het bewijs heeft gebezigd.(1)
5. Het bij aanvullende schriftuur ingediende middel
5.1. Het middel klaagt dat de pleitnota in hoger beroep zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
5.2. De raadsvrouwe van verdachte heeft zich bij fax van 31 oktober 2011 (binnen de in art. 437 lid 2 Sv gestelde termijn) op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad 2008 tot de rolraadsheer van de Hoge Raad gewend met het verzoek om aan haar onder meer de pleitnota in hoger beroep toe te sturen. De griffie van de Hoge Raad heeft de pleitnota bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage opgevraagd. Bij brief van 9 november 2011 heeft een juridisch beleidsmedewerker van het Gerechtshof te 's-Gravenhage en bij brief van 14 december 2011 heeft mr. J.A.C. Bartels, raadsheer in het Gerechtshof te 's-Gravenhage en voorzitter in de onderhavige zaak, aan de Hoge Raad laten weten dat de pleitnota in hoger beroep niet is aangetroffen en dat het derhalve niet mogelijk is om dit stuk aan de Hoge Raad te doen toekomen.
5.3. Op grond van de door de Hoge Raad ingewonnen inlichtingen moet het ervoor worden gehouden dat de pleitnota in hoger beroep in het ongerede is geraakt. Nu bedoelde pleitnota ontbreekt, valt niet na te gaan of ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar meer uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht dan de in de bestreden uitspraak genoemde. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.(2)
5.4. Het middel slaagt.
6. Het bij schriftuur ingediende middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering. Het bij aanvullende schriftuur ingediende middel slaagt.
7. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
1 HR 2 oktober 2012, LJN BX5166. Vgl. HR 28 juni 1977, NJ 1978/437.
2 HR 6 november 2012, LJN BX8142.