ECLI:NL:PHR:2013:BZ6520
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake opzet bij poging tot moord met vuurwapen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, gedateerd 25 april 2012. De verdachte was beschuldigd van poging tot moord op een persoon genaamd [slachtoffer] door met een vuurwapen op hem te schieten. Het hof had vastgesteld dat de verdachte op 18 augustus 2010 in Rotterdam met opzet op [slachtoffer] had geschoten, waarbij deze door een kogel in zijn oksel en/of schouder was geraakt. De verdachte voerde aan dat er sprake was van noodweer of noodweerexces, omdat hij had geschoten ter verdediging van zijn zoon, die met een vuurwapen op een groep afging. De vader van de verdachte was geraakt tijdens een worsteling met de dader, wat volgens de verdediging zou betekenen dat er geen opzet was.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeerde dat het hof niet had hoeven ingaan op het verweer van de verdachte, omdat de bewijsmiddelen voldoende steun boden voor de conclusie dat de verdachte met opzet handelde. De verdediging stelde dat het opzet niet uit de bewijsmiddelen kon worden afgeleid, maar het hof had vastgesteld dat de verdachte eerder had laten zien op [slachtoffer] te willen schieten. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigden, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De conclusie strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.