1 Deze zaak hangt samen met de zaak [waarin verdachte betrokkene wordt genoemd] 11/03063 P, in welke zaak ik vandaag eveneens concludeer.
2 Proces-verbaal van aanhouding nr. PL2313/08-125023, p. 1-2.
3 Dit proces-verbaal bevindt zich in het dossier dat aan de Hoge Raad is toegezonden.
4 Blijkens de overweging van het Hof en het middel hebben zij juist niet om toestemming gevraagd; zie verderop in de tekst. Bovendien kan in redelijkheid worden gezegd dat het doel van binnentreden aan verzoeker is meegedeeld (zie hierboven onder 9).
5 Zie F. Vellinga-Schootstra in Handboek Strafzaken (losbladig) onderdeel 13.5 "De algemene wet op het binnentreden".
6 De Hoge Raad overwoog verder nog dat ingevolge art. 97 Sv slechts een door de rechter-commissaris gemachtigde (hulp)officier van justitie bevoegd is tot doorzoeking van een woning zonder toestemming van de bewoner en dat dit ook geldt bij toepassing van art. 9 Opiumwet. Zie voor een overzicht van bevoegdheden in bijzondere wetten: Y. Buruma, De strafrechtelijke handhaving van bestuurswetten, 1993, p. 192-223.
7 Kamerstukken II 1984/85, 19 073, nr. 3, p. 10.
8 Hierbij merk ik op dat een schending van het in art. 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet zonder meer een inbreuk oplevert op de in art. 6 EVRM vervatte waarborg van een eerlijk proces. Vgl. HR 7 juli 2009, LJN BH8889, NJ 2009/399 en HR 3 juli 2012, LJN BV1800.
9 Zie art. 9 Ow.
10 Zie daarover G.J.M. Corstens, Het Nederlands Strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers, 2011, 7e druk, p. 360 en 361, B.F. Keulen en G. Knigge, Ons Strafrecht, Deel 2, Strafprocesrecht, 2010, twaalfde druk, p. 303 en P.A.M. Mevis in Melai/Groenhuijsen, aant. 16 bij art. 1 Awbi, bijgewerkt tot 1 april 2006. Zie ook J.M. Reijntjes, Het prijsgeven van rechten, Strafblad, 2008, p. 547-559.
11 Zie bijvoorbeeld H.K. ter Brake, Toestemming en dwangmiddelen: een verenigbaar stel?, in: M.J. Borgers e.a. (red.), Politie in beeld (bundel Naeyé), 2009, p. 67.
12 Mevis vraagt zich af of de vereisten die de Awbi aan het binnentreden met toestemming verbindt voldoende zijn in de ogen van het EHRM. Het voert in het kader van deze zaak te ver om daar nader op in te gaan. Ik volsta daarom op dat punt met verwijzing naar Mevis in Melai/Groenhuijsen, aant. 16 bij art. 1 Awbi en Vellinga-Schootstra, t.a.p., onderdeel 3.5.
13 Zie hierover onder meer Corstens, a.w., p. 361, P.A.M. Mevis in Melai Groenhuijsen, aant. 16 bij art. 1 Awbi, bijgewerkt tot 1 april 2006 en Y.G.M. Baaijens-Van Geloven en J.B.H.M. Simmelink, Normering van de opsporing, in: M.S. Groenhuijsen en G. Knigge (red.), Dwangmiddelen en rechtsmiddelen, Derde interim rapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, p. 474 e.v. Ter Brake (t.a.p., p. 73 e.v.) pleit er voor om aan toestemming de legitimerende werking te ontzeggen, onder meer omdat er kanttekeningen te plaatsen zijn bij de 'vrijwilligheid' van de toestemming.
14 In die zaak spraken opsporingsambtenaren die de verdachte kenden als notoire inbreker hem aan en vroegen hem of ze in zijn tas mochten kijken. Na daartoe verkregen toestemming, zagen ze in de tas een breekijzer liggen. Hierop vroegen de opsporingsambtenaren aan de verdachte of ze zijn kleding mochten onderzoeken, waarop deze zei: "Ga je gang maar". Toen ze daarop sieraden aantroffen, werd de verdachte aangehouden. Ik teken daarbij aan dat hier - anders nog dan in het onderhavige geval - sprake was een 'vraag - antwoord situatie' waarbij het initiatief telkens uitging van de verbalisanten.
15 Mevis in Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 6k bij art. 1 AWBI.
16 B.F. Keulen en G. Knigge, Ons Strafrecht, Deel 2, Strafprocesrecht, 2010, twaalfde druk, p. 305.
17 B.F. Keulen en G. Knigge, Ons Strafrecht, Deel 2, Strafprocesrecht, 2010, twaalfde druk, p. 303 en Vellinga-Schootstra, t.a.p., onderdeel 13.5.4.
18 Daarbij wijs ik ook op HR 17 november 2000, LJN AA8361, NJ 2001/261, HR 20 februari 2007, nr. 00917/06 (niet gepubliceerd), in welk arrest de Hoge Raad het betreffende middel met 81 RO afdeed en HR 8 februari 2000, LJN AA4742, NJ 2000/316.
19 Zo ook Baaijens-Van Geloven en Simmelink, t.a.p.
20 Zie HR 16 maart 1999, LJN ZD1153, NJ 1999/387 en Vellinga-Schootstra, t.a.p., onderdeel 13.5.4.
21 Vgl. de MvT bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Algemene Wet op het binnentreden, Kamerstukken II 1984/85, 19 073, nr. 3, p. 10.
22 Zie voor andere gevallen hierboven onder 20.