ECLI:NL:PHR:2013:BZ8165
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Verzoeker veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet met betrekking tot herkenning door verbalisanten
In deze zaak gaat het om een verzoeker die door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 31 maart 2011 is veroordeeld voor twee overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De eerste overtreding betreft artikel 8, waarvoor de verzoeker een geldboete van € 850,- kreeg opgelegd, subsidiair 17 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden. De tweede overtreding betreft artikel 107, eerste lid, waarvoor de verzoeker is veroordeeld tot 2 weken hechtenis. De zaak heeft samenhang met een andere zaak, genummerd 11/03121, en beide zaken worden gelijktijdig behandeld. De advocaat van de verzoeker, mr. J.J.D. van Doleweerd, heeft één middel van cassatie voorgesteld, waarin wordt geklaagd dat het Hof onvoldoende heeft gereageerd op het standpunt van de verdediging dat de herkenning door de verbalisanten twijfelachtig is.
De Hoge Raad overweegt dat het middel vruchteloos is voorgesteld. Het Hof heeft in zijn arrest voldoende gemotiveerd dat de herkenning van de verzoeker door de verbalisanten niet alleen is gebaseerd op hun proces-verbaal van bevindingen, maar ook op de verklaring van een getuige die de auto aan de verzoeker had uitgeleend. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof, dat het redelijkerwijs uitgesloten is dat een ander dan verzoeker de bestuurder van de auto was, niet onbegrijpelijk is. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring voldoende met redenen is omkleed en dat er geen gronden zijn gevonden om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.