ECLI:NL:PHR:2013:BZ9945
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van een overval en de bewijsvoering
In deze zaak gaat het om de veroordeling van een verdachte voor medeplegen van een overval, gepleegd op 10 februari 2011. Het Gerechtshof Arnhem had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, voor diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte had informatie verstrekt over de woning van de oom en tante van zijn vriendin, waarvan hij wist dat zij veel geld in huis hadden. Hij had ook andere betrokkenen benaderd om hen te vragen of zij geld wilden verdienen door de overval uit te voeren. Tijdens de overval had de verdachte telefonisch contact met een van de medeplichtigen en ontving hij een deel van de buit.
De verdediging stelde dat de verdachte niet lijfelijk aanwezig was bij de uitvoering van de overval en dat zijn rol niet meer dan medeplichtigheid kon zijn. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking. De Hoge Raad heeft in deze conclusie echter betoogd dat de argumenten van het hof onvoldoende zijn om te concluderen dat er sprake was van medeplegen. De Hoge Raad benadrukt dat voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking vereist is, en dat de rechter bij de beoordeling van de omstandigheden van het geval strenge eisen moet stellen aan de vaststelling van deze samenwerking.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de zaak moet worden vernietigd en terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. De Hoge Raad stelt dat de argumenten van het hof niet voldoende zijn om de veroordeling voor medeplegen te rechtvaardigen, en dat er meer aandacht moet worden besteed aan de rol van de verdachte in de uitvoering van het misdrijf.