ECLI:NL:PHR:2013:BZ9945

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/02168
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Machielse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een overval en de bewijsvoering

In deze zaak gaat het om de veroordeling van een verdachte voor medeplegen van een overval, gepleegd op 10 februari 2011. Het Gerechtshof Arnhem had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, voor diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte had informatie verstrekt over de woning van de oom en tante van zijn vriendin, waarvan hij wist dat zij veel geld in huis hadden. Hij had ook andere betrokkenen benaderd om hen te vragen of zij geld wilden verdienen door de overval uit te voeren. Tijdens de overval had de verdachte telefonisch contact met een van de medeplichtigen en ontving hij een deel van de buit.

De verdediging stelde dat de verdachte niet lijfelijk aanwezig was bij de uitvoering van de overval en dat zijn rol niet meer dan medeplichtigheid kon zijn. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking. De Hoge Raad heeft in deze conclusie echter betoogd dat de argumenten van het hof onvoldoende zijn om te concluderen dat er sprake was van medeplegen. De Hoge Raad benadrukt dat voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking vereist is, en dat de rechter bij de beoordeling van de omstandigheden van het geval strenge eisen moet stellen aan de vaststelling van deze samenwerking.

De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de zaak moet worden vernietigd en terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. De Hoge Raad stelt dat de argumenten van het hof niet voldoende zijn om de veroordeling voor medeplegen te rechtvaardigen, en dat er meer aandacht moet worden besteed aan de rol van de verdachte in de uitvoering van het misdrijf.

Conclusie

Nr. 12/02168
Mr. Machielse
Zitting 12 maart 2013
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Op 30 maart 2011 heeft het Gerechtshof Arnhem verdachte voor: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk. Aan die veroordeling heeft het hof bijzondere voorwaarden verbonden. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en in zoverre een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2. Mr. N.A. de Kock, advocaat te Utrecht, heeft cassatie ingesteld. Mr. N. van Schaik, ook advocaat te Utrecht, heeft een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel keert zich tegen de veroordeling voor het medeplegen. Volgens de steller van het middel kan uit de gebezigde bewijsmiddelen hoogstens medeplichtigheid worden afgeleid. Een verweer van die strekking is ook gevoerd. Het hof heeft dat verweer verworpen, maar de argumenten die het hof voor die verwerping aandraagt zijn volgens de steller van het middel ontoereikend. Verdachte is niet lijfelijk aanwezig geweest bij de uitvoering van het misdrijf en heeft niet mede de modus operandi bepaald. Hij is niet zodanig bij de planning en de uitvoering van het tenlastegelegde betrokken geweest dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.2. De motivering waarop het hof de verwerping van het verweer heeft gebaseerd heeft de volgende inhoud:
"Overweging met betrekking tot het bewijs
(...)
Voorts heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat geen sprake is geweest van medeplegen van de overval door verdachte.
Het hof verwerpt beide verweren.
(...)
Voorts wordt overwogen dat het verweer dat geen sprake was van medeplegen van verdachte wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Uit die bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte actief betrokken is geweest bij het plannen en het uitvoeren van de tenlastegelegde overval, immers:
- verdachte heeft [betrokkene 5] en later ook [betrokkene 3] benaderd met de vraag of zij geld wilden verdienen door bij het huis van de oom en tante van zijn vriendin, van wie hij wist dat zij veel geld in huis hadden, geld te halen of dat zij jongens wisten die dat wilden doen;
- verdachte heeft de informatie die hij over de woning en over (de aanwezigheid van) de bewoners had doorgegeven aan [betrokkene 5];
- verdachte is met [betrokkene 3] en [betrokkene 7] naar Nijkerk gereden en heeft laten zien waar het betreffende huis stond;
- tijdens de overval heeft verdachte met [betrokkene 5] gebeld;
- verdachte heeft gedeeld in de buit.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte dusdanig betrokken is geweest bij zowel de planning als de uitvoering van het tenlastegelegde dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering."
3.3. De gang van zaken zoals die kan blijken uit de gebezigde bewijsmiddelen is aldus geweest. Een oom en tante van de vriendin van verdachte zouden volgens die vriendin veel geld in huis hebben. De verdachte heeft die informatie doorgegeven aan [betrokkene 5] en ook op een gegeven moment aan [betrokkene 3]. Het is niet helemaal duidelijk door wie deze [betrokkene 3] bij de zaak is betrokken. [Betrokkene 5] vertelde op enigerlei moment aan verdachte dat hij wel iemand wist om dat geld te halen. Vervolgens is verdachte met [betrokkene 5] en één of meer van de anderen langs het huis gereden om dat aan te wijzen. Verdachte heeft ook inlichtingen gegeven over de aan- en afwezigheid van de bewoners. Op 10 februari 2011 is een overval gepleegd op de woning van die oom en tante. De tante was alleen thuis. De overval is gepleegd door [betrokkene 3], [betrokkene 7], [betrokkene 10] en [betrokkene 11]. Tijdens de overval heeft verdachte getelefoneerd met [betrokkene 5]. Verdachte kreeg een deel van de buit.
3.4. Het maakt een behoorlijk verschil of iemand wordt veroordeeld voor medeplegen van een misdrijf of voor medeplichtigheid aan hetzelfde misdrijf. Medeplegen wordt qua strafmaximum gelijkgesteld aan het plegen, terwijl de medeplichtigheid een verlaging van het strafmaximum met eenderde kent. In het algemeen wordt ook de bijdrage van de medeplichtige als lichter beoordeeld dan de bijdrage van de medepleger. Een medeplichtige die wordt opgeschaald tot medepleger zal doorgaans ook een verhoging van de straf tegemoet kunnen zien. Voor medeplegen is noodzakelijk dat er sprake is van gezamenlijke uitvoering en/of dat bewust, nauw en volledige is samengewerkt.(1) Het hof heeft er geen blijk van gegeven deze betekenis van "tezamen en in vereniging" te hebben miskend. Bij de vraag of er sprake is van medeplegen danwel medeplichtigheid gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezenverklaren van medeplegen danwel medeplichtigheid pleiten. Dat op onderdelen nauw is samengewerkt behoeft de rechter er niet van te weerhouden aan contra-indicaties tegen medeplegen zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij zou gedacht kunnen worden aan de omstandigheid dat verdachte in de voorbereiding een onmisbare rol kan hebben gespeeld, maar volstrekt aan de zijlijn stond bij de uitvoering en daarop ook geen invloed heeft kunnen uitoefenen. Met het oog op het strafverzwarend gevolg dat aan het medeplegen is verbonden moeten aan de vaststelling dat de voor het medeplegen vereiste nauwe en volledige samenwerking heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder wanneer het medeplegen niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan nadere aandacht te schenken. Een dergelijke redenering past de Hoge Raad de laatste tijd toe op het bewijs van de voorbedachte raad.(2) Mijns inziens verdient dezelfde weg aanbeveling wanneer het tenlastegelegde medeplegen ter discussie wordt gesteld.
3.5. Het hof heeft aangenomen dat verdachte ook actief betrokken is geweest bij het uitvoeren van de overval. Klaarblijkelijk baseert het hof dat op het feit dat verdachte tijdens de overval met [betrokkene 5] heeft getelefoneerd. Maar mijns inziens mag uit deze vaststelling die conclusie niet worden getrokken. [Betrokkene 5] heeft immers niet meegedaan aan de overval die door vier anderen is uitgevoerd. Wat dan resteert is dat verdachte tevoren inlichtingen heeft verstrekt en gedeeld heeft in de buit. Dat verdachte nauw betrokken is geweest bij de uitvoering kan mijns inziens niet blijken.
Het middel slaagt.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 HR 19 oktober 1994, NJ 1994, 50 m.nt. ThWvV.
2 HR 28 februari 2012, NJ 2012, 518 m.nt. Keulen; HR 19 juni 2012, NJ 2012, 519 m.nt. Keulen; HR 9 oktober 2012, LJN BX8087; HR 13 november 2012, LJN BX6758 en BY0094.