Conclusie
Feiten en procesverloop
( [2] )
( [4] ). Hij concludeert:
( [5] )
2.Bespreking van het cassatiemiddel
subonderdeel 2.2.-IIwordt gesteld dat het hof met het zojuist genoemde oordeel buiten het debat van partijen is getreden. [verweerder] heeft zich niet uitgelaten in termen als dat de signalen dusdanig ernstig waren dat [eiser] hem had moeten waarschuwen.
“Vermoedens over onjuiste informatie in de prospectus, die [eiser] aan cliënten ter hand had gesteld, moesten bij [eiser] alle bellen doen rinkelen. Terecht heeft de rechtbank dan ook in de rechtsoverweging 2.10, 2.11 en 2.12 bij tussenvonnis van 27 juli 2011 duidelijk gemaakt dat een actieve opstelling van [eiser] begin 2004 vereist was en deze niet de situatie op zijn beloop had mogen laten en pas op 21 juli 2004 contact met [betrokkene 3] had moeten opnemen. [eiser] kon immers weten aan welke risico’s hij cliënten blootstelde.”Deze uitlatingen van [verweerder] heeft het hof kunnen opvatten als een beroep van [verweerder] op de aanwezigheid bij [eiser] in december 2003 van zodanig ernstige signalen dat hij [verweerder] had moeten waarschuwen.
subonderdeel 2.2-Ien
subonderdeel 2.2-IIIwordt gewezen op de volgende door [eiser] gestelde en door het hof niet onjuist bevonden omstandigheden:
subonderdeel 2.2.-IIwordt ter onderbouwing van de klacht dat de door het hof in rov. 5.5 bereikte slotsom onvoldoende gemotiveerd is, nog aangevoerd dat [eiser] veronderstelde dat de storting op de Garantie Certificaten al had plaatsgevonden, nu de overeenkomst van [verweerder] met betrekking tot die certificaten al op 1 december 2003 was gesloten. Het was daarom voor hem ook niet duidelijk dat het waarschuwen van [verweerder] nog enige zin had. Deze essentiële stelling laat het hof onbesproken, zo wordt betoogd.
( [6] )