ECLI:NL:PHR:2014:1820

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
11/05729
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vegter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlijden verdachte en gevolgen voor strafvervolging

In deze zaak gaat het om de vraag of de strafvervolging van een verdachte kan voortduren na diens overlijden. Het Gerechtshof te Arnhem had de verdachte eerder veroordeeld voor poging tot doodslag en mishandeling, maar vrijgesproken van poging tot uitlokking van moord. Na het instellen van cassatie door de Advocaat-Generaal, werd er een brief ontvangen waarin werd gemeld dat de verdachte op 14 juli 2012 was overleden in Shiraz, Iran. De authenticiteit van de overlijdensakte werd betwijfeld, wat leidde tot een onderzoek naar de dood van de verdachte. De Hoge Raad concludeert dat, hoewel er twijfels zijn over de echtheid van de overlijdensakte, er voldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte daadwerkelijk is overleden. Hierdoor vervalt op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht het recht tot strafvervolging. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Deze zaak benadrukt de juridische complicaties die kunnen ontstaan bij het overlijden van een verdachte en de noodzaak om de herkomst en betrouwbaarheid van bewijsstukken zorgvuldig te onderzoeken.

Conclusie

Nr. 11/05729
Zitting: 16 september 2014
Mr. Vegter
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest 1 december 2011 verdachte veroordeeld ter zake van poging tot doodslag (05-900455-10) en mishandeling meermalen gepleegd (05-721041-10) tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek als bedoeld in artikel 27 Sr en hem voorts vrijgesproken ter zake van poging tot uitlokking van moord (05-900833-10).
2. Mr. A.C.L van Holland, Advocaat- Generaal bij het gerechtshof te Arnhem, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de vrijspraak. Mr. H.H.J. Knol, plaatsvervangend Advocaat- Generaal bij het gerechtshof te Arnhem heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. Mr. M. L. M. van de Voet heeft bij schriftuur dit beroep in cassatie tegengesproken. Mr. R. Hirzalla, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte beroep in cassatie ingesteld.
3. Bij brief van 26 april 2013 berichtte mr. M.L.M. van der Voet dat verdachte is overleden. Bij de brief is gevoegd een in het Engels vertaald bewijs van overlijden. Daarin is onder meer vermeld dat [verdachte], geboren [geboortedatum] 1990, op 14 juli 2012 is overleden te Shiraz in Iran. Des verzocht heeft de Dienst Basisinformatie van de Gemeente Amsterdam bij een op 24 juni 2013 bij de griffie van de Hoge Raad ingekomen schrijven meegedeeld dat een akte van overlijden aldaar niet in de archieven is aangetroffen. Bij mailbericht van 5 september 2013 is aan de Landelijke Ressortelijke Organisatie verzocht te bewerkstelligen dat een akte van overlijden wordt opgevraagd bij de Iraanse autoriteiten. Uit een mailbericht van H.H.J. Knol (Ressortsparket Den Haag) blijkt dat er twijfels zijn bij het overlijden van verdachte en tevens dat wordt aangeboden om behulpzaam te zijn bij nader onderzoek. Door bemiddeling van een medewerker van het Ressortsparket Arnhem-Leeuwarden zijn vervolgens nadere inlichtingen ingewonnen.
4. Die nadere inlichtingen zijn vervat in een brief van het Hoofd Internationale Rechtshulp in Strafzaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 16 juli 2014 en houden onder meer het volgende in:
“Naar aanleiding van uw vragen heb ik contact opgenomen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Gelet op het feit dat Nederland geen actieve betrekkingen onderhoudt met Iran, ligt het niet voor de hand dat in deze zaak een rechtshulpverzoek zal worden doorgeleid aan Iran.
Voor wat betreft uw vraag om te verifiëren of de door u bijgevoegde kopie overlijdensakte authentiek is, heeft overleg met het Ministerie van Buitenlandse Zaken het volgende opgeleverd:
‘De ambassade heeft geen voorbeeld van documenten van een overlijdensakte. Een ambassademedewerker heeft de akte(zonder verdere uitleg) voorgelegd aan een van de lokale collega’s die het meest ‘thuis en/of gespecialiseerd is’ is in lokale documenten. Het is moeilijk om bij een gescande versie van een kopie echtheidskenmerken te ontdekken, maar hij zag geen specifieke afwijkingen. Hij twijfelde wel over de stempel. De akte is opgemaakt in Shiraz. Nabellen (anoniem, als zijnde een familielid dat het graf wilde opzoeken en op zoek was naar de locatie van het graf) wees uit dat betrokkene in ieder geval als ‘overleden’ geregistreerd stond.’ “
5. Bij deze stand van zaken kan er vanuit worden gegaan dat verdachte is overleden. De twijfels bij het overlijden kunnen niet volledig door een document van overlijden waarvan de authenticiteit is gewaarborgd worden weggenomen, maar de aanwijzingen dat het niet om een echt document gaat zijn beperkt tot twijfel over het stempel. Ik voeg daaraan toe dat de twijfel over het overlijden naar ik begreep mede is gevoed door een op internet geplaatst filmfragment. De grond voor twijfel vormt de focus van de filmer, de afwezigheid van vrouwen op de beelden en de omvang en aard van de reacties op het fragment. Met google-zoeken op naam van verdachte is dit fragment (2.06 minuut) van een naar het zich laat aanzien begrafenisstoet in een vreemd land (Iran?) waarin een groot portret van verdachte, althans een persoon met dezelfde naam, in de stoet wordt meegevoerd eenvoudig te vinden. Kennisname van dit fragment heeft bij mij niet zonder meer geleid tot (toename van) twijfel. De focus van de filmer is inderdaad gericht op de meegevoerde foto van verdachte, maar eveneens op de kist en de trommelende mannen. De aanwezigheid van geen of weinig vrouwen kan uiteenlopende oorzaken hebben en is voor mij evenmin een bron van twijfel. Dat geldt ook voor de vier internetreacties op het filmfragment waarvan twee (een kennis van verdachte uit Amsterdam en het slachtoffer in de hier aan de orde zijn zaak) vragen wat de doodsoorzaak is en wat er is gebeurd. Ik zie in het filmfragment dus geen poging om door de meer of minder gemanipuleerde filmopnamen bewijs te leveren van het overlijden van verdachte.
6. Door het overlijden van verdachte is ingevolge art. 69 Sr het recht tot strafvervolging in deze zaak vervallen.
7. Deze conclusie strekt ertoe dat de bestreden uitspraak zal worden vernietigd, behoudens voor zover daarbij het in eerste aanleg gewezen vonnis is vernietigd, en dat de Hoge Raad het openbaar ministerie alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging van de verdachte.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG