ECLI:NL:PHR:2014:1859

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 oktober 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
13/06132
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

Zaaknummer: 13/06132
Roldatum: 10 oktober 2014
mr. Wuisman
CONCLUSIE inzake:
de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TVM ZAKELIJK N.V. (h.o.d.n. TVM Verzekeringen),
eiseres tot cassatie,
advocaat: mr. J. van der Beek,
tegen:
[verweerder],
verweerder in cassatie,
in cassatie niet verschenen.
1.
Feiten en procesverloop
1.1 In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan:
( [1] )
(i) Op 30 oktober 2008 is een door verweerder in cassatie (hierna: [verweerder]) bestuurde personenauto op de openbare weg in botsing gekomen met een voor hem rijdende en door [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) bestuurde personenauto. [betrokkene] moest remmen om aan ander verkeer voorrang te verlenen. Omdat [verweerder] met zijn auto onvoldoende afstand hield tot de auto van [betrokkene], kon hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand brengen en is hij achterop de auto van [betrokkene] gereden, waarbij laatstgenoemde auto beschadigd is geraakt. Tevens heeft [betrokkene] bij de botsing letsel opgelopen.
(ii) [verweerder] heeft in een met [betrokkene] na het ongeval opgemaakt aanrijdingsformulier erkend met alcohol op gereden te hebben, terwijl in een door de politie opgemaakt proces-verbaal ook is vastgelegd dat [verweerder] ten tijde van het ongeval onder (aanmerkelijke) invloed van alcohol verkeerde. In het proces-verbaal staat onder meer opgetekend:

Eerste contact + waarneming gedrag
Ik, [verbalisant], sprak de bestuurder aan. (…) Ik nam waar dat:
- De adem van de bestuurder naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook.
- Ik zag dat de bestuurder bloeddoorlopen ogen had.
- Ik hoorde dat de bestuurder met dubbele tong sprak.
- Ik zag dat de bestuurder onvast ter been was.
(…)
Ademanalyse voltooid onderzoek
Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, overeenkomstig de als bijlage bijgevoegde afdruk, genummerd 00340.
Aan de verdachte is aanstonds medegedeeld, dat het onderzoeksresultaat van de ademanalyse van zijn adem, 840.0 ug/l bedroeg. (...)”
(iii) [verweerder] was ten tijde van de aanrijding bij eiseres tot cassatie (hierna: TVM) verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid voor met een motorrijtuig veroorzaakte schade. [verweerder] heeft van (een rechtsvoorganger van) TVM een polisblad, gedateerd 3 december 2007, ontvangen, waarin wordt verwezen naar de Algemene Polisvoorwaarden PP 01012006 (hierna: de Polisvoorwaarden 2006) en waarin als ingangsdatum 29 november 2007 wordt genoemd. In de Polisvoorwaarden 2006 is onder meer bepaald:

ARTIKEL 4. Uitsluitingen
Van de verzekering is uitgesloten:
(...)
4.9. Opzet
De schade of het ongeval, welke met opzet, voorwaardelijk opzet of goedvinden van een verzekerde is veroorzaakt.
(...)
ARTIKEL 24. Verhaalsrecht
Als de Maatschappij op grond van de W.A.M. of een buitenlandse wet jegens de benadeelde vergoeding verschuldigd wordt van een schade waarvoor geen dekking bestaat, dan heeft de Maatschappij het recht het door haar verschuldigde met inbegrip van de kosten te verhalen op de verzekerde en/of de verzekeringnemer voor wie geen dekking bestaat. (...)”
(iv) Op basis van een in november 2010 voor [betrokkene] getroffen regeling van de schade heeft TVM aan [betrokkene] een schadevergoeding uitbetaald ten bedrage van € 25.315,57.
( [2] )
(v) TVM heeft [verweerder] verzocht het door haar aan [betrokkene] uitgekeerde bedrag terug te betalen. [verweerder] heeft dat niet gedaan.
1.2 Bij exploot van 20 september 2011 heeft TVM [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden en gevorderd dat [verweerder] wordt veroordeeld om het hiervoor in 1.1 onder (iv) genoemde bedrag van € 25.315,57 aan haar te betalen, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. Aan haar vordering heeft TVM ten grondslag gelegd dat zij tegenover [verweerder] niet tot verlenen van dekking van de schade was gehouden en derhalve op grond van art. 15 WAM een verhaalsrecht op hem heeft. Ter onderbouwing van de stelling dat zij jegens [verweerder] niet tot het bieden van dekking van de schade gehouden was, heeft TVM in de conclusie van repliek subsidiair
( [3] )een beroep gedaan op de Polisvoorwaarden 2006. In art. 4.9 van de Polisvoorwaarden 2006 is bepaald dat schade, die met voorwaardelijk opzet is veroorzaakt, van dekking is uitgesloten. Door de bewuste afweging van [verweerder] om te gaan rijden ondanks dat hij alcohol had gedronken, is voorwaardelijk opzet gegeven, wat tot verval van dekking leidt.
( [4] )
Voor zover in cassatie nog van belang heeft [verweerder] als verweer gevoerd dat in de Polisvoorwaarden 2006 geen alcoholuitsluitingsclausule is opgenomen, zodat TVM was gehouden om dekking voor de schade te verlenen.
( [5] )
1.3 Bij vonnis van 15 augustus 2012 heeft de rechtbank de vorderingen van TVM grotendeels toegewezen.
( [6] )Daartoe overweegt de rechtbank, voor zover in cassatie nog van belang, dat TVM met succes een beroep kan doen op de in art. 4.9 van de Polisvoorwaarden 2006 opgenomen opzetclausule om dekking voor de schade aan [verweerder] te weigeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft TVM zich terecht op het standpunt gesteld dat de schade is veroorzaakt door voorwaardelijk opzet van de zijde van [verweerder], aangezien hij door te gaan rijden “na (aanzienlijk) alcoholgebruik” willens en wetens de aanmerkelijke kans op het ontstaan van een verkeersongeval heeft aanvaard. Daarmee is volgens de rechtbank sprake van voorwaardelijk opzet, wat ingevolge art. 4.9 van de Polisvoorwaarden 2006 met zich brengt dat de schade van dekking is uitgesloten (rov. 5.7).
1.4 Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Bij arrest van 27 augustus 2013 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw recht doende, de vorderingen van TVM afgewezen.
( [7] )Hiertoe beslist het hof na overwogen te hebben, kort weergegeven, dat [verweerder] de clausule, waarin voorwaardelijk opzet van dekking wordt uitgesloten, niet heeft hoeven te begrijpen als mede omvattende het geval van rijden onder invloed van alcohol en bijgevolg TVM in dit geval geen beroep op de uitsluitingsclausule ter zake van voorwaardelijk opzet toekomt (rov. 3.14 t/m 3.16).
1.5 Tegen het arrest van 27 augustus 2013 heeft TVM op 26 november 2013 - tijdig - beroep in cassatie ingesteld. Tegen [verweerder] is verstek verleend. TVM heeft haar standpunt schriftelijk toegelicht.

2.Bespreking van het cassatiemiddel

2.1
Het in cassatie voorgedragen cassatiemiddel richt zich in het bijzonder tegen de rov. 3.14, 3.15 en 3.16. Daarin beantwoordt het hof ontkennend de vraag of [verweerder] redelijkerwijs de uitsluiting van voorwaardelijk opzet in de Polisvoorwaarden PP01012006 heeft kunnen begrijpen als dat daaronder ook valt het geval van rijden onder invloed van alcohol. Als argumentatie daarvoor voert het hof in rov. 3.15 aan:
“Uitgangspunt voor de beantwoording van deze vraag vormt het arrest van de Hoge Raad van 13 januari 2006, LJN: AU3715, NJ 2006, 282. De Hoge Raad heeft in dat arrest, met verwijzing naar de conclusie van Advocaat-generaal L. Strikwerda, geoordeeld dat niet kan worden gezegd dat het algemene publiek dat een WAM-verzekering afsluit, geacht kan worden te weten of uit voor ieder toegankelijke bronnen te weten kan komen dat veelal in WAM-verzekeringen dekking is uitgesloten voor schade die is toegebracht door de verzekerde auto terwijl de bestuurder daarvan meer alcohol in zijn bloed had dan het wettelijk toegestane promillage.”
Deze argumentatie wordt bestreden op de gronden dat zij onjuist is, althans dat zij niet een voldoende motivering vormt.
2.2
Eerst zullen enige opmerkingen worden gemaakt over het begrip ‘opzet’ en varianten daarvan en over de mate waarin daarbij nog dekking onder een aansprakelijkheidsverzekering kan worden geboden.
2.2.1
Voor de bepaling van de inhoud van het begrip ‘opzet’ in het schadeverzekeringsrecht wordt aansluiting gezocht bij de strafrechtelijke karakterisering van het begrip ‘opzet’. Daartoe behoort blijkens de parlementaire geschiedenis niet alleen opzet als oogmerk, maar ook opzet als zekerheidsbewustzijn en voorwaardelijk opzet.
( [8] )Van opzet als oogmerk spreekt men in het geval dat schade willens en wetens wordt veroorzaakt. Bij opzet als zekerheidsbewustzijn is het oogmerk van de dader weliswaar niet op het aanrichten van schade of letsel gericht, maar voor hem is wel zeker dat schade het gevolg van zijn handelen of nalaten zal zijn en desondanks handelt hij niet anders.
( [9] )Van ‘voorwaardelijk opzet’ is blijkens de omschrijving van de Hoge Raad in het zogeheten Bierglas-arrest van 30 mei 1975
( [10] )sprake, wanneer de dader zich willens en wetens blootstelt aan de aanmerkelijke kans dat een bepaalde handelwijze tot een bepaald gevolg zal leiden. Bij voorwaardelijk opzet aanvaardt de dader bewust de aanmerkelijke kans dat zijn gedrag tot schade zal leiden; liever dan de daad achterwege te laten, neemt hij de kans op de schade bewust op de koop toe.
( [11] )
2.2.2
Art. 7:952 BW bepaalt bij wijze van algemene regel dat de verzekeraar aan een verzekerde geen schade vergoedt die de laatste met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt.
( [12] )( [13] )Deze regel vormt geen dwingend recht. Partijen bij de verzekeringsovereenkomst kunnen derhalve van art. 7:952 BW afwijken. Zo kunnen de polisvoorwaarden uitdrukkelijk strengere of lichtere eisen stellen.
( [14] )
2.2.3
In het hiervoor genoemde Bierglas-arrest overwoog de Hoge Raad, kort gezegd, dat er een goede grond ontbreekt om de – [toen nog] - ongeschreven rechtsregel, dat aansprakelijkheid voor door de verzekerde opzettelijk veroorzaakte schade - ook zonder uitsluiting bij de verzekeringsvoorwaarden - in het algemeen niet door de verzekering wordt gedekt wegens strijd met de goede zeden en/of de openbare orde (art. 3:40 lid 1 BW), uit te breiden tot de situatie van schade die is veroorzaakt door voorwaardelijke opzet van de verzekerde. Het meeverzekeren van opzet, voor zover het daarbij gaat om een mogelijkheids- of waarschijnlijkheidsbewustzijn, is in geval van een aansprakelijkheidsverzekering dus mogelijk.
2.3
Het arrest van 13 januari 2006 waarop het hof zich beroept, had ook betrekking op een aanrijding tussen twee personenauto’s. De auto die de aanrijding veroorzaakte, werd ook bestuurd door een onder invloed van alcohol verkerende persoon. Voor de bestuurder golden twee WAM-verzekeringen. De WAM-verzekeraar die de schade aan de gelaedeerde vergoedt, zoekt met een beroep op samenloop van verzekeringen verhaal op de andere verzekeraar. Deze laatste beroept zich, ten betoge dat hij jegens de bestuurder niet tot dekking was gehouden, op een clausule uit zijn polisvoorwaarden, waarin van dekking was uitgesloten schade
“veroorzaakt terwijl de feitelijke bestuurder niet wettelijk bevoegd is het motorrijtuig te besturen.”De vraag die in verband met deze bepaling rees, was of de verzekerde had dienen te begrijpen dat onder die bepaling ook valt het geval waarin het krachtens de Wegenverkeerswet verboden is om een voertuig te besturen, terwijl het alcoholpercentage in het bloed hoger is dan wettelijk is toegestaan. Het betrokken hof is van oordeel dat dat het geval is en overweegt daartoe onder meer:
“Het is een feit van algemene bekendheid dat het besturen van een auto met teveel drank op wettelijk niet is toegestaan en strafbaar is, en veelal in WAM-verzekeringen van dekking is uitgesloten.”Enige tegen deze uitleg van de uitsluitingsclausule gerichte klachten acht de Hoge Raad gegrond. Hij stelt voorop dat degene aan wie een rijbewijs is verstrekt, bevoegd is tot het besturen van een voertuig en die bevoegdheid niet reeds verliest wanneer het alcoholpercentage in het bloed hoger is dan in de wet is toegestaan. Verder oordeelt hij dat het hof de reikwijdte van het begrip ‘feit van algemene bekendheid’ heeft miskend, nu, gelet op wat de Advocaat-Generaal ter zake in zijn conclusie heeft opgemerkt,
“geenszins gezegd kan worden dat het algemene publiek dat een WAM-verzekering afsluit, geacht kan worden te weten of uit voor ieder toegankelijke bronnen te weten kan komen dat veelal in WAM-verzekeringen dekking is uitgesloten voor de schade die is toegebracht door de verzekerde auto terwijl de bestuurder daarvan meer alcohol in zijn bloed had dan het wettelijk toegestane promillage.”
2.4
De vraag is of het hof zich terecht op het arrest van 26 januari 2006 beroept voor de uitleg van de in geschil zijnde uitsluitingsclausule. Komt het hof daarmee tot een voldoende begrijpelijke uitleg van die clausule? Dit laatste is naar het voorkomt niet het geval.
2.4.1
Wanneer in een verzekeringsovereenkomst is bepaald dat van dekking is uitgesloten schade die met voorwaardelijk opzet is veroorzaakt, zal bij de beantwoording van de vraag of een bepaald geval kan worden opgevat als een geval van voorwaardelijk opzet in de zin van de uitsluitingsclausule, tot uitgangspunt moeten worden genomen dat wat meer in het algemeen onder het begrip voorwaardelijk opzet wordt verstaan. Daarvan is, zoals hierboven in 2.2.1 vermeld, sprake wanneer aan een handelen of nalaten een aanmerkelijk kans van ontstaan van schade is verbonden en de handelende of nalatende persoon die kans bewust aanvaardt. Het ervoor kiezen om als bestuurder van een voertuig aan het verkeer te gaan deelnemen, terwijl men in een aanmerkelijke staat van dronkenschap verkeert, is op te vatten als een handelen zoals zojuist bedoeld en daarmee in beginsel ook als een handelen met het voorwaardelijke opzet in de zin van de uitsluitingsclausule. Er bestaat alleen dan aanleiding om, voor wat dit laatste betreft, tot een andere conclusie te komen, indien er sterke aanwijzingen zijn dat het toch niet de bedoeling is om het zojuist vermelde handelen mede onder de uitsluiting van dekking van met voorwaardelijke opzet veroorzaakte schade te laten vallen. Als een zodanige aanwijzing valt niet reeds te beschouwen het gegeven dat in WAM-verzekeringen dekking voor schade, die is toegebracht door de verzekerde auto terwijl de bestuurder daarvan meer alcohol in zijn bloed had dan het wettelijk toegestane promillage, veelal niet is uitgesloten. Hiermee bedoelt men dat van de verzekerings-voorwaarden veelal geen zogeheten alcoholuitsluitingsclausule deel uitmaakt. Uit het niet opgenomen zijn van een dergelijke clausule in de polisvoorwaarden kan niet reeds worden afgeleid, dat het geval waarin een bestuurder van een voertuig in een aanmerkelijke staat van dronkenschap aan het verkeer deelneemt, ook niet valt onder de clausule waarin van dekking is uitgesloten schade die met voorwaardelijke opzet is veroorzaakt. Men zou het ook zo kunnen zeggen dat juist de uitsluiting van dekking van met voorwaardelijk opzet veroorzaakte schade het opnemen van een alcoholuitsluitingsclausule niet of althans in mindere mate nodig maakt.
2.5
Het feit dat de uitleg, die het hof aan de in geschil zijnde uitsluitingsclausule geeft, voor onbegrijpelijk is te houden, brengt mee dat het bestreden arrest niet in stand kan blijven.

3.Conclusie

De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar een ander hof voor verdere behandeling.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
(A-G)

Voetnoten

1.. Rov. 3.4 t/m 3.9 van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, van 27 augustus 2013.
2.. Krachtens artikel 6 WAM had [betrokkene] jegens TVM een ‘eigen recht’ op vergoeding van de door hem geleden schade.
3.. TVM heeft in de dagvaarding en in de conclusie van repliek voor de afwezigheid van de dekkingsplicht jegens [verweerder] primair een beroep gedaan op Polisvoorwaarden uit 200
4.. Zie conclusie van repliek, sub 26.
5.. Zie conclusie van dupliek, sub 9, 11 en 12.
6.. ECLI:NL:RBLEE:2012:BX4923, VR 2013/124.
7.. ECLI:NL:GHARL:2013:6338, RAV 2013/104.
8.. MvA, Kamerstukken I 2004/05, 19 529, B, p. 19.
9.. Zie A-G Berger bij HR 30 mei 1975, ECLI:NL:HR:1975:AC5594, NJ 1976, 572 m.nt. B. Wachter. Zie voor nadere vindplaatsen Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 7-IX*, 2012, nr. 456.
10.. HR 30 mei 1975, ECLI:NL:HR:1975:AC5594NJ 1976, 572 m.nt. B. Wachter
11.. Vgl. H.A. Bongers, Algemene wettelijke aansprakelijkheidsverzekering, 1964, p. 101 e.v.
12.. Zie over dit artikel uitvoerig Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 7-IX* 2012, hfd. 14; de Losbladige Bijzondere overeenkomsten (T.L. Cieremans), art. 952; F.H.J. Mijnssen, Verzekering (Mon. BW, B88), 2012, par. 21 en M.L. Hendrikse en J.G.J. Rinkes, De aansprakelijkheidsverzekering, 2011, p. 29 e.v.
13.. Het bepaalde in art. 7:952 BW geldt naar zijn aard niet voor de overeenkomst van sommenverzekering. Daarvoor kent art. 7:973 BW een zelfstandige regeling. Ingevolge art. 15 lid 2 Zvw is het bepaalde in art. 7:952 BW ook niet van toepassing op de wettelijke zorgverzekering. De verzekeraar mag een verzekerde derhalve geen dekking weigeren indien de behoefte aan zorg aan hem zelf is te wijten. Reden is dat het recht op zorg te belangrijk wordt geacht.
14.. De aard van de verzekering kan zelfs meebrengen dat tevens dekking wordt verleend tegen de gevolgen van roekeloos gedrag. De grens ligt daar, waar de verzekering in strijd zou komen met de goede zeden (art. 3:40 lid 1 BW).