Wij hebben op 24 mei 2010 geassisteerd bij de afwikkeling van het hierna beschreven verkeersongeval, waarbij betrokken waren een personenauto, merk Peugeot en een voetgangster, [slachtoffer].
2.2 Omschrijving plaats ongeval; wegsituatie;
Het verkeersongeval had plaats gevonden op de weg de Mr. van Coothstraat, gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Lith in de gemeente Lith.
Het ongeval vond gezien de rijrichting van het voertuig plaats op een recht weggedeelte van de Mr. van Coothstraat.
De rijbaan van de Mr. van Coothstraat had een breedte van circa 6,0 meter en was door middel van een onderbroken witte streep verdeeld in twee rijstroken. Naast de rijbaan lag aan beide zijden een berm, waarin diverse objecten en beplanting aangebracht waren.
Op het moment van de aanrijding -23.00 uur- was de straatverlichting in werking.
Het weer was droog en helder. Het wegdek was droog.
2.3.3 Sporen aan betrokken voertuigen, personen of voorwerpen
2.3.3.1 Schadebeeld voertuig, merk Peugeot
Wij zagen aan de rechter voorhoek en het rechter gedeelte van de voorruit van het voertuig recente schade.
Wij zagen dat de rechter koplamp van het voertuig ontzet was en dat deze losgebroken was uit zijn bevestiging. Ook was de plastic behuizing van deze verlichtingsunit gebroken. De motorkap was rond deze koplampunit beschadigd en gedeukt.
De voorruit bleek rond de rechter A-stijl op diverse plaatsen fors beschadigd. Deze ruit vertoonde een aantal stervormige beschadigingen. Ook bleken er glasdelen van de voorruit te ontbreken. In de beschadigingen en dan met name het deel van de beschadigingen direct langs de rechter A-stijl zagen wij ogenschijnlijk weefseldelen en haren. Ter hoogte van deze delen bleek de rechter A-stijl ook licht gedeukt.
Tot slot waren er op het rechter gedeelte van de motorkap en op de rechter A-stijl krassporen te zien.
2.3.3.3 Lijkschouw [slachtoffer]
Op 25 mei 2010 omstreeks 02.00 uur werd de lijkschouw bijgewoond van de voetgangster. Dit betrof de navolgende persoon:
[slachtoffer],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats],
laatst woonachtig: [a-straat 1] te [woonplaats].
Uit deze schouw bleek dat deze persoon vermoedelijk ten gevolge van dit verkeersongeval overleden was. Tijdens de schouw bleek het stoffelijk overschot diverse verwondingen te vertonen. Zij had een forse hoofdwond aan de rechterzijde van het hoofd, net boven het rechter oog en een beschadiging van het rechterbeen. De rechterzijde van de spijkerrok vertoonde een scheur.
2.3.3.4 Aangetroffen eindpositie [slachtoffer]
Gezien vanuit de oorspronkelijke rijrichting van de Peugeot werd de voetgangster in de rechterberm aangetroffen. Het stoffelijk overschot lag op een afstand van circa 3,2 meter vanaf de uiterste rechterzijde van de asfaltering van de Mr. van Coothstraat.
2.4 Proefnemingen
2.4.1 Bepaling botsposities
Aan de hand van de schade en de aangetroffen sporen werd ons duidelijk dat het voertuig, merk Peugeot met het rechter gedeelte van de voorzijde tegen de vrouw aangereden was en dan met name met het gedeelte rond de rechter koplamp van het voertuig. Vervolgens moet deze via de motorkap in botsing gekomen zijn met de rechter A-stijl en het deel van de voorruit wat hierop aansloot.
4. Interpretatie en analyse
4.2 Toedracht ongeval
Uit het sporenonderzoek was het volgende gebleken:
Het voertuig merk Peugeot reed over de Mr. van Coothstraat, komende vanuit de richting van de Hertog Jan straat en gaande in de richting van de Valkseweg.
Op een recht weggedeelte van deze weg moet zich, ongeveer ter hoogte van perceel 17-1 een voetgangster bevonden hebben.
De Peugeot kwam met zijn rechter voorhoek in botsing met deze voetgangster, welke zich op dat moment vermoedelijk op de rechterzijde van het wegdek van de Mr. van Coothstraat bevonden moet hebben. Wij troffen namelijk diverse brokstukken aan, welke afkomstig waren van de Peugeot. Al deze brokstukken bevonden zich op het rechterweggedeelte van de Mr. van Coothstraat of in de hiernaast gelegen rechter berm. In deze rechterberm werden door ons geen bandensporen aangetroffen, welke naar onze mening afkomstig zouden zijn geweest van de Peugeot.
In de rechterberm troffen wij het stoffelijk overschot van de voetgangster aan.
Het zicht wat de bestuurder van de Peugeot had over het weggedeelte waarop het ongeval plaatsvond, was goed te noemen. Het weggedeelte was recht en voorzien van straatverlichting. Ook zijn door ons geen zichtbelemmerende omstandigheden waargenomen. De weersomstandigheden waren voor wat betreft het zicht goed.
Uit zichtproeven was gebleken dat de bestuurder voldoende zicht moet hebben gehad om de voetgangster tijdig op te merken en te reageren op het ontstane gevaar. Hierbij moet wel vermeld worden dat de voetgangster zich tijdens deze zichtproeven op een vast punt op het wegdek van de Mr. van Coothstraat bevond.
4.2.2 Onderzoek zicht bestuurder.
Door ons werd het zicht onderzocht wat de bestuurder van het voertuig, merk Peugeot, had kunnen hebben over het weggedeelte waar zich de voetgangster moet hebben bevonden.
Hierbij werd uitgegaan van een alerte bestuurder.
Gezien het tijdstip, de verschillen in weersomstandigheden en staat en toestand van het wegdek kon naar onze mening gesteld worden dat het door ons onderzochte zicht afweek van het zicht zoals dit ten tijde van de aanrijding geweest moet zijn.
Naar onze mening was het zicht tijdens het door ons ingestelde onderzoek minder goed dan ten tijde van de aanrijding. Dit werd bevestigd door gegevens van zichtmetingen van het KNMI.
Naar onze mening kon gezien het zichtonderzoek gesteld worden, dat tijdens het door ons ingestelde zichtonderzoek de voetgangster tussen het waarnemingspunt van 45 en 30 meter toch vrijwel zeker zichtbaar geweest moet zijn, indien zij zich in de weergegeven positie bevond. Het zicht was op dat moment zeef waarschijnlijk minder dan ten tijde van het ongeval.
Uitgaande van een alert rijdende en reagerende, nuchtere en fitte bestuurder voor het voertuig, merk Peugeot, zou de reactietijd - naar onze mening gesteld kunnen - worden tussen de 0,8 en 1,0 seconden.
Stel dat deze bestuurder zich hield aan de maximum toegestane snelheid van 50 km/uur, omgerekend 13,9 m/s, dan legde deze bestuurder een afstand van tussen de 11,1 en de 13,9 meter af tussen het moment van de eerste waarneming van het gevaar en het moment dat de bestuurder daadwerkelijk fysiek gaat reageren door bijvoorbeeld een noodremming uit te voeren of het gevaar te ontwijken.
De afstand die het voertuig vervolgens nodig zou hebben om door middel van een noodremming tot stilstand te komen, werd door ons met behulp van de volgende formule berekend: