ECLI:NL:PHR:2014:2207
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep. De verdachte had cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarin hij op 8 juni 2012 was veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn cassatieberoep, omdat de cassatie te laat was ingesteld. De advocaat van de verdachte had een volmacht naar de griffie van het Gerechtshof 's-Gravenhage gestuurd, maar deze was per abuis naar de Hoge Raad gefaxt. Hierdoor was de cassatietermijn overschreden. De Hoge Raad herhaalde eerdere rechtspraak en concludeerde dat de gang van zaken in deze zaak niet tot een ander oordeel kon leiden. De Hoge Raad benadrukte dat de adressering van de fax een alarmbel had moeten doen rinkelen en dat er onmiddellijk actie ondernomen had moeten worden om het cassatieberoep te redden. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat het cassatieberoep behandeld moest worden, maar de Hoge Raad oordeelde anders en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn beroep. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Gravenhage voor herbehandeling van het bestaande beroep.