ECLI:NL:PHR:2014:26

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
7 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
13/00663
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Machielse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en opzet bij het meegeven van auto's voor proefrit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd. De advocaat van de verdachte, Mr. W. Römelingh, heeft geklaagd over de bewezenverklaringen, waarbij hij aanvoert dat het bewijs van opzet ontoereikend zou zijn. De verdachte had immers telkens kopieën van zijn rijbewijs laten maken, wat zou kunnen duiden op het vertrouwen dat de auto's uiteindelijk weer naar de rechthebbenden zouden terugkeren.

Het hof heeft echter overwogen dat de verdachte de auto's telkens heeft meegekregen voor een proefrit, maar dat deze auto's na de proefrit steeds zijn afgegeven aan een persoon genaamd [betrokkene], waarna ze spoorloos verdwenen. De verdachte heeft verklaard dat [betrokkene] van plan was om de digitale identiteit van de meegekregen auto's over te zetten op andere auto's die al in zijn bezit waren. Het hof concludeert dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [betrokkene] de auto's niet zou terugbrengen.

De verdachte was op de hoogte van de onbetrouwbaarheid en criminele achtergrond van [betrokkene]. Het feit dat hij wist dat [betrokkene] de digitale identiteit van de auto's zou stelen, is voldoende om aan te nemen dat de verdachte als heer en meester over de auto's heeft beschikt en deze zich heeft toegeëigend. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van artikel 80a RO, en het middel heeft evident geen kans van slagen.

Conclusie

Nr. 13/00663
Mr. Machielse
Zitting 7 januari 2014
Conclusie inzake:

[verdachte]

Het Gerechtshof Arnhem heeft verdachte veroordeeld voor het medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd.
Mr. W. Römelingh, advocaat te 's-Gravenhage, klaagt over de beide bewezenverklaringen. Het bewijs van het opzet zou ontoereikend zijn omdat verdachte telkens kopieën heeft laten maken van zijn rijbewijs, waaruit is af te leiden dat verdachte erop vertrouwde dat de auto's uiteindelijk weer naar de rechthebbenden zouden terugkeren.
Het hof heeft overwogen dat verdachte de auto's telkens heeft meegekregen voor een proefrit maar dat verdachte de auto telkens heeft afgegeven aan [betrokkene], waarna deze spoorloos verdwenen. Volgens verdachte was [betrokkene] van plan de digitale identiteit van de meegekregen auto's over te zetten op andere, reeds in Hertogs bezit zijnde auto's. Verdachte heeft zich volgens het hof willens en wetens aan de aanmerkelijke kans blootgesteld dat [betrokkene] de auto's niet zou terugbrengen. Verdachte heeft gehandeld op het verzoek van [betrokkene] om auto's mee te nemen en verdachte was op de hoogte van de onbetrouwbaarheid en criminele achtergrond van [betrokkene].
Reeds het feit dat verdachte ervan op de hoogte was dat [betrokkene] de digitale identiteit van de auto's zou stelen, is voldoende om aan te nemen dat verdachte als heer en meester heeft beschikt over de auto's en daarmee zich deze auto's heeft toegeëigend.
Het middel heeft evident geen kans van slagen.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van artikel 80a RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden