Conclusie
Inleiding
rentevergoeding
Het cassatiemiddel
einddatum van de rentevergoeding betreft. Het onderdeel concludeert dat het bestreden oordeel onbegrijpelijk is en dat het hof met dat oordeel buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een geschil tussen Sepeba B.V. en Rito Holding B.V. over de levering van bouwgrond en de gevolgen van schuldeisersverzuim. Partijen hebben in 2001 overeenkomsten gesloten voor de ontwikkeling van een perceel bouwgrond, waarbij Sepeba het perceel aan Rito verkocht en leverde. Er ontstond een conflict over de omvang van kavel 3 en de rentevergoeding die Sepeba aan Rito verschuldigd was. Sepeba verwijt Rito dat zij geen medewerking verleent aan de levering van kavel 1, wat leidt tot schuldeisersverzuim. Sepeba komt in cassatie tegen de afwijzing van haar vorderingen door het hof, die betrekking hebben op de omvang van kavel 3 en de rentevergoeding.
De Hoge Raad oordeelt dat de vorderingen van Sepeba prematuur zijn, omdat de uitkomst van een grensbepalingsprocedure tussen Rito en derden moet worden afgewacht. Het hof heeft terecht geoordeeld dat de rentevergoeding doorloopt tot de datum van de inleidende dagvaarding, omdat Rito in schuldeisersverzuim verkeert. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest voor zover het gaat om de ingangsdatum van de rente, die moet worden vastgesteld op 1 januari 2002 in plaats van 9 maart 2001. De zaak wordt terugverwezen voor verdere afhandeling, waarbij de Hoge Raad de voorwaarden voor de afrekening tussen partijen vaststelt.