Conclusie
“medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, onder A van de Opiumlandsverordening 1960, strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening en artikel 1:123, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht”is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest, bevestigd “behoudens ten aanzien van de bewijsconstructie (bewijsmiddelen en bewijsoverweging)”.
Het middelklaagt mede gelet op de daarop gegeven toelichting dat het medeplegen van invoer van cocaïne door de bemanning van de
“[A]”niet, althans niet zonder meer uit de gebezigde bewijsmiddelen kan blijken nu voor het tot het bewijs gebezigde “radaranalyse rapport” niet voldoende – op zichzelf staand – steunbewijs voorhanden is, althans dat het Hof het verzoek van de verdediging om een onafhankelijk radardeskundige te benoemen om tezamen met deze bij het Hof de radarbeelden te bekijken op niet (zonder meer) begrijpelijke gronden heeft verworpen.
1. Pagina's 14 t/m 17 (AD/Hala Duru/AH/01):
2.Pagina's 22 en 23 (AD/Hala Duru/AH/3):
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 26 maart 2012 gesloten en getekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
5.Pagina's 37 t/m 46 (AD/Hala Duru/D/2):
De Radar Analyse
nieuwedeskundige kan
benoemen, zodat het nog maar de vraag is of het in casu gedane verzoek überhaupt voor toewijzing vatbaar is. Niettemin heeft het Hof met toepassing van de noodzakelijkheidsmaatstaf geoordeeld dat het verzoek moet worden afgewezen.
“Onder schriftelijke bescheiden worden verstaan: (…) d. verslagen van deskundigen behelzende hun gevoelen betreffende hetgeen hun wetenschap hen leert omtrent datgene wat aan hun oordeel onderworpen is”. Hoewel de steller van het middel terecht opmerkt dat deze bepaling nog de ‘bewijsbestemming’ bevat als in de oude tekst van art. 344, eerste lid onder 4 Sv [1] , betekent dit m.i. niet dat daaronder geen rapporten zouden kunnen vallen als het onderhavige tot het bewijs gebezigde gedeelte van het radaranalyserapport, welk rapport is opgemaakt door [betrokkene 2], senior radaranalist, en welk rapport een weergave bevat van hetgeen de radar heeft gesignaleerd en voorts wat de analyse is van [betrokkene 2] van die radarsignaleringen. M.i. is dit rapport juist bij uitstek een voorbeeld van de in art. 387, eerste lid onder d SvC bedoelde “verslagen van deskundigen”. [2] Reeds daarom faalt de klacht.