ECLI:NL:PHR:2014:721
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep in straf- en ontnemingszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2013. De zaak betreft een verdachte die beroep in cassatie heeft ingesteld, maar waarbij de raadsman abusievelijk de zaaknummers van de ontnemingszaak heeft vermeld in de schriftuur. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het middel in de schriftuur uitsluitend betrekking heeft op de strafzaak en niet op de ontnemingszaak. Hierdoor is de schriftuur aangemerkt als houdende een middel van cassatie tegen het arrest van het Hof in de strafzaak.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte ontvankelijk is in het cassatieberoep, omdat de schriftuur tijdig is ingediend door een raadsman. In de ontnemingszaak is de betrokkene echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen cassatieschriftuur is ingediend. Het middel in de strafzaak is met toepassing van artikel 81.1 RO afgedaan, waarbij de Advocaat-Generaal in beide zaken tot niet-ontvankelijkheid heeft geconcludeerd. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van de verzoeker in het cassatieberoep, omdat er niet tijdig een schriftuur is ingediend.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in cassatiezaken en de gevolgen van het niet tijdig indienen van middelen van cassatie. De Hoge Raad heeft in deze zaak de ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep bevestigd, terwijl de ontnemingszaak zonder verdere behandeling is afgesloten.