ECLI:NL:PHR:2014:721

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
20 mei 2014
Publicatiedatum
14 juli 2014
Zaaknummer
13/02439
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Hofstee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep in straf- en ontnemingszaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2013. De zaak betreft een verdachte die beroep in cassatie heeft ingesteld, maar waarbij de raadsman abusievelijk de zaaknummers van de ontnemingszaak heeft vermeld in de schriftuur. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het middel in de schriftuur uitsluitend betrekking heeft op de strafzaak en niet op de ontnemingszaak. Hierdoor is de schriftuur aangemerkt als houdende een middel van cassatie tegen het arrest van het Hof in de strafzaak.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte ontvankelijk is in het cassatieberoep, omdat de schriftuur tijdig is ingediend door een raadsman. In de ontnemingszaak is de betrokkene echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen cassatieschriftuur is ingediend. Het middel in de strafzaak is met toepassing van artikel 81.1 RO afgedaan, waarbij de Advocaat-Generaal in beide zaken tot niet-ontvankelijkheid heeft geconcludeerd. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van de verzoeker in het cassatieberoep, omdat er niet tijdig een schriftuur is ingediend.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in cassatiezaken en de gevolgen van het niet tijdig indienen van middelen van cassatie. De Hoge Raad heeft in deze zaak de ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep bevestigd, terwijl de ontnemingszaak zonder verdere behandeling is afgesloten.

Conclusie

Nr. 13/02439
Zitting: 20 mei 2014
Mr. Hofstee
Conclusie inzake:
[verzoeker = verdachte]
1. Namens verzoeker is beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2013.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 13/01880, 13/02441P, 13/02439, 13/02509, 13/03295P en 13/03305P. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Verzoeker heeft tijdig beroep in cassatie doen instellen. Namens hem zijn geen middelen van cassatie voorgesteld.
4. Ingevolge art. 437, tweede lid, Sv, dient op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie te zijn ingediend. Nu bij de Hoge Raad niet tijdig een schriftuur is ingediend, dient verzoeker niet-ontvankelijk in het cassatieberoep te worden verklaard.
5. Deze conclusie strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van verzoeker in het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG