Conclusie
[verdachte]
handelingenopzettelijk heeft belemmerd. Aan de verdachte is overtreding van artikel 184, eerste lid,
tweede zinsnedevan het Wetboek van Strafrecht tenlastegelegd. De door de raadsman aangehaalde jurisprudentie heeft betrekking op een andere situatie. In die zaken werd de verdachte namelijk steeds vervolgd ter zake van overtreding van artikel 184, eerste lid,
eerste zinsnedevan het Wetboek van Strafrecht, te weten het opzettelijk niet voldoen aan een
bevel of vordering. Het hof acht bewezen dat de handelingen die de verdachte heeft belemmerd, waren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 53 Wetboek van Strafvordering. Het verweer wordt derhalve verworpen.”
tweedezinsnede van art. 184, eerste lid, Sr, waarin - kort gezegd - het beletten, belemmeren of verijdelen van ambtshandelingen strafbaar is gesteld. Een bevel of vordering hoeft in die situatie niet te zijn gedaan, zodat de vraag of een specifieke (APV-)bepaling daarvoor een voldoende solide basis vormt zich in het geheel niet aandient. Wel moet de ambtenaar de bewuste handeling hebben ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift. Ook hier is de doorslaggevende vraag derhalve die naar de bevoegdheid van de ambtenaar. Het gaat echter om een andersoortige bevoegdheid.