AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Verjaring en motivering vrijspraak in strafzaken met betrekking tot de Opiumwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de verjaring van strafbare feiten in het kader van de Opiumwet. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk invoeren van een grote hoeveelheid hasjiesj in Nederland. Het Gerechtshof Amsterdam had eerder het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor bepaalde feiten, omdat deze volgens het hof waren verjaard. De Hoge Raad herhaalde echter dat bij veranderingen in de wetgeving met betrekking tot verjaring, deze veranderingen direct van toepassing zijn, mits de verjaring nog niet was voltooid op het moment van de wetswijziging. Dit betekent dat de nieuwe verjaringstermijnen ook van toepassing zijn op feiten die nog niet waren verjaard op het moment van de wijziging.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had aangenomen dat het vervolgingsrecht van het OM was verjaard, omdat de feiten waarvoor de verdachte werd vervolgd, nog binnen de nieuwe verjaringstermijnen vielen. Daarnaast werd de motivering van de vrijspraak van de verdachte door het Hof besproken. De Hoge Raad benadrukte dat de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen zorgvuldig moet worden beoordeeld, vooral wanneer deze verklaringen zijn afgelegd in ruil voor strafvermindering. Het Hof had in deze zaak extra eisen gesteld aan het bewijs, wat leidde tot de conclusie dat er onvoldoende objectief steunbewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. De Hoge Raad concludeerde dat de zaak niet opnieuw feitelijk behandeld hoefde te worden, omdat de verklaringen van de getuigen niet betrouwbaar genoeg werden geacht om tot een veroordeling te leiden.
Voetnoten
1.Deze zaak hangt samen met de nrs. 13/04630 ( [medeverdachte 2] ), 13/04640 ( [medeverdachte 3] ), 13/05238 ( [medeverdachte 4] ), 13/05239 ( [medeverdachte 9] ), 13/06274 ( [medeverdachte 5] ), 13/06327 ( [medeverdachte 6] ), 14/03774 ( [medeverdachte 7] ), 14/03775 ( [medeverdachte 10] ), 14/03777 ( [medeverdachte 8] ) waarin ik ook vandaag concludeer.
2.Het OM heeft weliswaar onbeperkt appel ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank maar blijkens de appelmemorie richtte het hoger beroep zich enkel tegen de vrijspraak van feiten waarvoor het OM een veroordeling had gevorderd. Voor feit 1 primair en subsidiair had het OM in eerste aanleg tot vrijspraak gerequireerd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de AG medegedeeld dat het OM het appel niet meer wenste te handhaven. Het hof is daarom tot de slotsom gekomen dat het OM geen belang had bij een voortzetting van de behandeling van het hoger beroep. Bleef over het appel van verdachte. Tegen de vrijspraak voor feit 1 primair en subsidiair gegeven stond geen hoger beroep open, zodat uiteindelijk slechts het appel van verdachte tegen de veroordeling voor feit 2 resteerde.
3.In deze reeks past ook HR 2 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5192, dat echter verderop nog uitgebreid aan de orde zal komen. 4.In het uitleveringsrecht geldt een ander uitgangspunt. De uitleveringsrechter moet de vraag of het vervolgingsrecht voor het feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd naar Nederlands recht is verjaard beantwoorden naar de stand van het recht ten tijde van zijn beslissing. Dat geldt ook als het recht tot strafvordering op grond van de wet zoals die gold ten tijde van het begaan van het feit, door verjaring zou zijn vervallen: HR 11 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9546. 5.Van Dorst wijst ook nog op de vorderingen die de wetenschap mogelijk maakt met betrekking tot het oplossen van cold cases, door bijvoorbeeld steeds verfijnder DNA-onderzoek; Leo van Dorst, Is er toekomst voor de verjaring? in Ad hunc modum, Deventer 2013, p. 61.
6.Kamerstukken II 2005/06, 30339, nr. 3, p. 5.
7.HR 12 juli 2011, NJ 2012, 28 m.nt. Keijzer.
8.Van Dorst, De verjaring van het recht tot strafvordering, p. 124 e.v.
9.Ibidem, p. 132.
12.Betrouwbaar getuigenbewijs, p. 162.
13.Ibidem, p. 163.
14.Ibidem, p. 164.
15.Ibidem, p. 165.
16.Ibidem, p. 193.
17.HR 23 mei 1995, NJ 1995, 683 m.nt. Schalken.