ECLI:NL:PHR:2015:2496

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
15/00682
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Harteveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beslag in het kader van een strafzaak en de gevolgen van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van het openbaar ministerie tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag, waarin het klaagschrift van klager gegrond werd verklaard. De Rechtbank had op 11 november 2014 besloten tot teruggave van inbeslaggenomen onroerende goederen, zaken en vorderingen van klager. De plaatsvervangend officier van justitie stelde hiertegen cassatie in, omdat de Rechtbank had geoordeeld dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat klager in een toekomstige straf- of ontnemingszaak een geldboete of ontneming van voordeel zou krijgen opgelegd. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere uitspraken van het Gerechtshof Den Haag, die het openbaar ministerie niet-ontvankelijk had verklaard in de vervolging van klager.

De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank niet had mogen vooruitlopen op de uitkomst van de strafzaak, aangezien deze nog niet onherroepelijk was. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad wijst erop dat de beslissing van de Rechtbank niet in overeenstemming is met de geldende rechtsregels, omdat de mogelijkheid van een veroordeling in de strafzaak nog openstaat. De Hoge Raad concludeert dat het middel slaagt, wat betekent dat de beschikking van de Rechtbank vernietigd moet worden. De zaak wordt terugverwezen voor een nieuwe beoordeling, waarbij de Rechtbank rekening moet houden met de onzekere uitkomst van de strafzaak.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging bij de beoordeling van beslag in het kader van een strafzaak, en dat rechters niet mogen anticiperen op de uitkomsten van nog lopende procedures.

Conclusie

Nr. 15/00682 B
Mr. Harteveld
Zitting 13 oktober 2015
Conclusie inzake:
[klager] [1]
1. De Rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 11 november 2014 het door klager ingediende klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave gelast van, dan wel het beslag opgeheven inzake de inbeslaggenomen onroerende goederen, zaken en/of vorderingen van klager.
2. De plaatsvervangend officier van justitie bij de Rechtbank heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3.1. Het
middelkeert zich tegen het oordeel van de Rechtbank dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat in de straf- dan wel ontnemingszaak aan klager een geldboete respectievelijk een voordeelsontneming zal worden opgelegd.
3.2. Op grond van art. 94a Sv zijn in de met deze beklagzaak samenhangende strafzaak onroerende goederen, zaken en vorderingen in beslag genomen. Het ingediende klaagschrift strekt tot teruggave aan klager van hetgeen onder hem in beslag is genomen. De Rechtbank heeft het klaagschrift gegrond verklaard en geoordeeld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat in de straf- dan wel ontnemingszaak aan klager een geldboete respectievelijk een voordeelsontneming zal worden opgelegd. De Rechtbank heeft aan haar oordeel ten grondslag gelegd dat het Gerechtshof Den Haag in de met deze beschikking samenhangende strafzaak bij arrest van 2 juli 2014 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging van klager en dat de Rechtbank Den Haag bij vonnis van 8 oktober 2014 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de tegen klager gerichte ontnemingsvordering. De Rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen dat het openbaar ministerie cassatie heeft ingesteld tegen voormeld arrest van 2 juli 2014 [2] en dat de ontnemingsprocedure met de beslissing van de Rechtbank van 8 oktober 2014 nog niet is beëindigd.
3.3. Door de steller van het middel wordt aangevoerd dat de Rechtbank met haar oordeel vooruit is gelopen op de mogelijke uitkomst van de strafzaak. Die klacht is terecht voorgesteld. [3] De strafzaak is immers nog niet onherroepelijk. Daarbij merk ik op dat, mocht de Hoge Raad mij volgen in de strafzaak tegen klager en het door het openbaar ministerie ingestelde cassatieberoep gegrond achten, een nieuwe behandeling van de strafzaak zal volgen.
3.4. Het middel slaagt.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Deze zaak hangt samen met de zaken met de nummers 14/03514, 14/03517, 14/03519, 14/03664, 15/00684 B en 15/00685 B. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
2.Dit is de zaak met nummer 14/03514 waarin ik vandaag eveneens concludeer.
3.Vgl. HR 27 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:139.