ECLI:NL:PHR:2015:2500

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
15/00684
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Harteveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beslag en ontneming in strafzaken met betrekking tot klaagster

In deze zaak, die betrekking heeft op een cassatie van het openbaar ministerie, staat de beoordeling van een beslag en de mogelijke ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel centraal. De Rechtbank Den Haag heeft op 11 november 2014 het klaagschrift van klaagster gegrond verklaard en de teruggave van inbeslaggenomen onroerende goederen, zaken en vorderingen gelast. De plaatsvervangend officier van justitie heeft hiertegen cassatie ingesteld, wat leidde tot deze conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. De Rechtbank oordeelde dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter in een toekomstige strafzaak aan klaagster een geldboete of een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zou opleggen. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat het Hof Den Haag het openbaar ministerie niet-ontvankelijk had verklaard in de strafvervolging van klaagster. De Procureur-Generaal stelt echter dat de Rechtbank niet had mogen vooruitlopen op de uitkomst van de strafzaak, aangezien deze nog niet onherroepelijk was. Dit leidt tot de conclusie dat het middel van cassatie slaagt, en de Hoge Raad zal moeten beslissen over de verdere procedure, inclusief de mogelijkheid van verwijzing of terugwijzing. De zaak is verbonden met andere zaken die ook door de Procureur-Generaal worden behandeld, wat de complexiteit van de rechtsgang benadrukt.

Conclusie

Nr. 15/00684 B
Mr. Harteveld
Zitting 13 oktober 2015
Conclusie inzake:
[klaagster] [1]
1. De Rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 11 november 2014 het door klaagster ingediende klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave gelast van, dan wel het beslag opgeheven inzake de inbeslaggenomen onroerende goederen, zaken en/of vorderingen van klaagster.
2. De plaatsvervangend officier van justitie bij de Rechtbank heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3.1. Het
middelkeert zich tegen het oordeel van de Rechtbank dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat in de straf- dan wel ontnemingszaak aan klaagster een geldboete respectievelijk een voordeelsontneming zal worden opgelegd.
3.2. Op grond van art. 94a Sv zijn in de met deze beklagzaak samenhangende strafzaak onroerende goederen, zaken en vorderingen in beslag genomen. Het ingediende klaagschrift strekt tot teruggave aan klaagster van hetgeen onder haar in beslag is genomen. De Rechtbank heeft het klaagschrift gegrond verklaard en geoordeeld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat in de straf- dan wel ontnemingszaak aan klaagster een geldboete respectievelijk een voordeelsontneming zal worden opgelegd. De Rechtbank heeft aan haar oordeel ten grondslag gelegd dat het Gerechtshof Den Haag in de met deze beschikking samenhangende strafzaak bij arrest van 2 juli 2014 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging van klaagster en dat de Rechtbank Den Haag bij vonnis van 8 oktober 2014 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de tegen klaagster gerichte ontnemingsvordering. De Rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen dat het openbaar ministerie cassatie heeft ingesteld tegen voormeld arrest van 2 juli 2014 [2] en dat de ontnemingsprocedure met de beslissing van de Rechtbank van 8 oktober 2014 nog niet is beëindigd.
3.3. Door de steller van het middel wordt aangevoerd dat de Rechtbank met haar oordeel vooruit is gelopen op de mogelijke uitkomst van de strafzaak. Die klacht is terecht voorgesteld. [3] De strafzaak is immers nog niet onherroepelijk. Daarbij merk ik op dat, mocht de Hoge Raad mij volgen in de strafzaak tegen klaagster en het door het openbaar ministerie ingestelde cassatieberoep gegrond achten, een nieuwe behandeling van de strafzaak zal volgen.
3.4. Het middel slaagt.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Deze zaak hangt samen met de zaken met de nummers 14/03514, 14/03517, 14/03519, 14/03664, 15/00682 B en 15/00685 B. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
2.Dit is de zaak met nummer 14/03519 waarin ik vandaag eveneens concludeer.
3.Vgl. HR 27 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:139.