ECLI:NL:PHR:2015:2501

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
15/00685
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Harteveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beslag in het kader van een strafzaak en de gevolgen voor de teruggave van inbeslaggenomen goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2014 het klaagschrift van klaagster gegrond verklaard en de teruggave gelast van de inbeslaggenomen onroerende goederen, zaken en vorderingen. De plaatsvervangend officier van justitie heeft echter cassatie ingesteld tegen deze beslissing. De Hoge Raad heeft in deze conclusie de beoordeling van de Rechtbank onder de loep genomen, met name het oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter aan klaagster een geldboete of een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.

De Rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op het feit dat het Gerechtshof Den Haag in een eerdere strafzaak op 2 juli 2014 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging van klaagster. Dit oordeel is echter problematisch, omdat de Rechtbank niet had mogen vooruitlopen op de uitkomst van de strafzaak, die nog niet onherroepelijk was. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Rechtbank met haar oordeel over de onwaarschijnlijkheid van een veroordeling vooruit is gelopen op de mogelijke uitkomst van de strafzaak, wat niet is toegestaan.

De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het middel slaagt en dat de bestreden beschikking van de Rechtbank vernietigd dient te worden. De Hoge Raad zal vervolgens beslissen over de verdere procedure, of dit nu verwijzing of terugwijzing betreft. Deze zaak is ook verbonden met andere zaken, wat de complexiteit van de rechtsgang benadrukt. De uitspraak van de Hoge Raad zal dus niet alleen invloed hebben op deze specifieke zaak, maar ook op de samenhangende zaken.

Conclusie

Nr. 15/00685 B
Mr. Harteveld
Zitting 13 oktober 2015
Conclusie inzake:
[klaagster] [1]
1. De Rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 11 november 2014 het door klaagster ingediende klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave gelast van, dan wel het beslag opgeheven inzake de inbeslaggenomen onroerende goederen, zaken en/of vorderingen van klaagster.
2. De plaatsvervangend officier van justitie bij de Rechtbank heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3.1. Het
middelkeert zich tegen het oordeel van de Rechtbank dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat in de straf- dan wel ontnemingszaak aan klaagster een geldboete respectievelijk een voordeelsontneming zal worden opgelegd.
3.2. Op grond van art. 94a Sv zijn in de met deze beklagzaak samenhangende strafzaak onroerende goederen, zaken en vorderingen in beslag genomen. Het ingediende klaagschrift strekt tot teruggave aan klaagster van hetgeen onder haar in beslag is genomen. De Rechtbank heeft het klaagschrift gegrond verklaard en geoordeeld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat in de straf- dan wel ontnemingszaak aan klaagster een geldboete respectievelijk een voordeelsontneming zal worden opgelegd. De Rechtbank heeft aan haar oordeel ten grondslag gelegd dat het Gerechtshof Den Haag in de met deze beschikking samenhangende strafzaak bij arrest van 2 juli 2014 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging van klaagster en dat de Rechtbank Den Haag bij vonnis van 8 oktober 2014 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de tegen klaagster gerichte ontnemingsvordering. De Rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen dat het openbaar ministerie cassatie heeft ingesteld tegen voormeld arrest van 2 juli 2014 [2] en dat de ontnemingsprocedure met de beslissing van de Rechtbank van 8 oktober 2014 nog niet is beëindigd.
3.3. Door de steller van het middel wordt aangevoerd dat de Rechtbank met haar oordeel vooruit is gelopen op de mogelijke uitkomst van de strafzaak. Die klacht is terecht voorgesteld. [3] De strafzaak is immers nog niet onherroepelijk. Daarbij merk ik op dat, mocht de Hoge Raad mij volgen in de strafzaak tegen klaagster en het door het openbaar ministerie ingestelde cassatieberoep gegrond achten, een nieuwe behandeling van de strafzaak zal volgen.
3.4. Het middel slaagt.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Deze zaak hangt samen met de zaken met de nummers 14/03514, 14/03517, 14/03519, 14/03664, 15/00682 B en 15/00684 B. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
2.Dit is de zaak met nummer 14/03517 waarin ik vandaag eveneens concludeer.
3.Vgl. HR 27 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:139.