ECLI:NL:PHR:2015:43
Parket bij de Hoge Raad
- Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
- Rechtspraak.nl
Ontslag van rechterlijk ambtenaar wegens arbeidsongeschiktheid
In deze zaak vorderde de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad het ontslag van een rechterlijk ambtenaar, [betrokkene], op grond van artikel 46i lid 1 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) wegens langdurige arbeidsongeschiktheid door ziekte. Betrokkene, die sinds 30 juli 2012 arbeidsongeschikt was, had een WGA-uitkering ontvangen van het UWV en was door verschillende deskundigen als niet in staat om haar functie als rechter uit te oefenen beoordeeld. De President van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 9 oktober 2014 verzocht om het ontslag van betrokkene, waarbij een dossier over haar arbeidsongeschiktheid was overgelegd. De Hoge Raad moest beoordelen of aan de wettelijke voorwaarden voor ontslag was voldaan, waaronder de duur van de arbeidsongeschiktheid en de verwachting van herstel.
De Procureur-Generaal concludeerde dat betrokkene niet in staat was om haar eigen werk te hervatten en dat er geen reële mogelijkheden waren voor duurzame re-integratie, zowel binnen de Rechtbank als daarbuiten. De deskundigen waren het erover eens dat de kans op herstel op korte termijn zeer gering was. De Hoge Raad oordeelde dat de vordering tot ontslag op grond van artikel 46i lid 1 Wrra terecht was ingediend, en dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de medische rapportages en de inschattingen van de arbeidsdeskundigen, voldoende waren om tot ontslag over te gaan. De Hoge Raad besloot dat betrokkene met ingang van 1 maart 2015 ontslagen zou worden.