Conclusie
1.Feiten
2.Procesverloop
wistdat het Ziekenhuis onderhuurovereenkomsten aanging met de bewoners. Wel kan worden geoordeeld dat, indien DSM ten tijde van de eerste huurperiode wist dat het Ziekenhuis onderverhuurde, zij door met het Ziekenhuis een op de relevante onderdelen ongewijzigde hoofdhuurovereenkomst van 26 september 1988 aan te gaan, bewust het risico heeft aanvaard dat zij na ommekomst van de termijn waarvoor het Ziekenhuis Vlamoven huurde, geconfronteerd zou kunnen worden met onderhuurders die zich jegens haar zouden kunnen beroepen op huurbescherming.
6.De slotsom
3.Hoe moet ’s Hofs eerste tussenarrest worden begrepen?
geenrelevant risico zag. [8] Dat zou slechts anders zijn geweest wanneer de toenmalige eigenaar wist dat het Ziekenhuis onderhuurovereenkomsten aanging (alles rov. 5.8, ten dele enigszins geparafraseerd).
4.Bespreking van de klachten
onderdelen 1, 2, 3en
4falen omdat ze berusten op een verkeerde lezing van het arrest en/of miskennen wat het Hof heeft geoordeeld (zoals hiervoor samengevat onder 3). Voor zover ze het Hof verwijten één of meer omstandigheden niet in zijn beschouwingen te hebben betrokken, zien ze eraan voorbij dat het Hof dat wel heeft gedaan.
onderdeel 1beroep doet. Aldus wordt tegen de waarheidsplicht gezondigd. Dat laatste wordt nog onderstreept door hetgeen het Ziekenhuis in de mvg onder 7 heeft uitgedragen.
onderdeel 2stuit hierop af. Het Hof heeft de sacrale formule weliswaar niet uitgeschreven, maar het is uitvoerig en gemotiveerd ingegaan op alle door het Ziekenhuis in de klachten genoemde omstandigheden; zie nader hierna onder 4.3.
onderdeel 3 derde alineabetoogt, kan uit de daar genoemde omstandigheden niet dwingend worden afgeleid dat de toenmalige eigenaar
behoorde te wetendat het Ziekenhuis (geheel of gedeeltelijk) zou onderverhuren. Nog daargelaten dat de toenmalige eigenaar zich, in het licht van de toenmalige wetgeving, daarom niet behoefde te bekommeren en daarover dus niet behoefde na te denken, blijft de mogelijkheid open dat het Ziekenhuis de woningen als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden aan zijn personeel of om niet aan tijdelijke krachten ter beschikking zou hebben gesteld. [10] Anders dan het onderdeel suggereert is in de mvg onder 5-9 niets te vinden over hetgeen DSM behoorde te weten; in de mvg onder 9 wordt uitdrukkelijk gerept van een willens en wetens niet opnemen van een onderhuurverbod. Ik voeg hieraan toe dat ik, indien tot een feitelijk oordeel op dit punt geroepen, wellicht tot een ander oordeel zou zijn gekomen dan het Hof, maar ’s Hofs oordeel blijft binnen de marges van het begrijpelijke.
ondeskundigeverhuurder of onderhuurder kan het wettelijk verbod “gemakkelijk een verrassing zijn”. [16] Het Hof heeft, als gezegd, evenwel vastgesteld dat DSM een professionele verhuurder was, wat ook voor de hand ligt.
5.Een nieuwe koers
heelonbevredigend is en waarin wordt gezocht naar een handvat om tot vernietiging te geraken. De oplossing voor dergelijke gevallen kan betrekkelijk eenvoudig zijn. In gevallen die zich daarvoor lenen (dat zullen er niet zo veel zijn), kan worden weergegeven wat een bepaalde partij in feitelijke aanleg heeft aangedragen met de toevoeging dat daarmee (kennelijk, of in voorkomende gevallen klaarblijkelijk) tot uitdrukking wordt gebracht dat ... (volgt omschrijving van het handvat).