ECLI:NL:PHR:2016:213
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatie wegens niet indienen van middelen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de verdachte op 6 september 2013 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de Rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor diefstal door twee of meer verenigde personen, met een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, maar er is geen schriftuur ingediend.
De aanzegging in cassatie is op 30 april 2015 tevergeefs aangeboden op het adres van de verdachte in Utrecht en later uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank Den Haag, omdat de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland had. Op 21 mei 2015 is een afschrift van de aanzegging naar het adres van de verdachte in Bulgarije gestuurd, met een vertaling van de essentie van de aanzegging. De verdachte was sinds 10 mei 2012 ingeschreven op een adres in Plovdiv, Bulgarije.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, waardoor het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv niet is nageleefd. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen. De procureur-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.